938
21 OKTOBER 1974
eindelijk na het afwegen van alle voor- en nadelen voor kernenergie
kiest. Wanneer een regering dit doet op basis van een zeer ruime erva
ring in eigen land en buitenland, na werkelijk volledige opening van
voor- en nadelen te hebben gegeven, is er een kans dat het publiek
vertrouwen in deze aangelegenheid heeft. Alles bijeen genomen zou
minister Lubbers de motie van het C, D. A. naar mijn gevoel zeker
niet ondertekenen. Voor zover mogelijk zal men bij verder te nemen
beslissingen zeker proberen de uiterste zorgvuldigheid in acht te nemen,
maar wat wordt met die zorgvuldigheid bedoeld? Wordt daarmee be
doeld dat de technische informatie goed overkomt? Wanneer dat het
geval is kan ik de heer Van Duijl en de andere indieners geruststellen:
naar mijn gevoel staat in de kernenergienota heel duidelijk welke ge
varen er zijn, maar het gaat erom hoe zwaar men deze gevaren laat
wegen. Welke risico's is men bereid te nemen? Ik heb dat de vorige
keer ook gezegd en ik herhaal dat weer. Wat dat betreft is de zorgvul
digheid van regering en Parlement iets waarvan ook het publiek in ken
nis moet worden gesteld. Vervolgens staat in de motie van de heer
Van Duijl dat begrijpelijke voorlichting bevorderd moet worden. Ik
kan hem geruststellen, ik vond het boekje van het S. E. P. in elk geval
leesbaar en begrijpelijk. Het begrijpelijke van de voorlichting is dus
helemaal geen punt, maar de formulering "dat door begrijpelijke voor
lichting onnodige onrust wordt voorkomen" vind ik werkelijk een dis
kwalificatie van wat er op het ogenblik leeft. Er is geen onnodige on
rust, er is zeer terechte onrust en een werkelijk zinnige motie zou dan
ook een heel andere redactie moeten krijgen, een redactie waar mi
nister Lubbers en waarschijnlijk ook wij achter zouden kunnen gaan
staan. Ik heb het gevoel dat er bij de regering op moet worden aange
drongen dat alle maatregelen, die tot nu toe tot onrust hebben geleid,
worden teruggenomen en dat men een aantal andere maatregelen moet
nemen om die onrust niet opnieuw te doen oplaaien. In feite komt dat
heel sterk neer op hetgeen wij in ons voorstel hebben geformuleerd.
Wij hebben in ons voorstel gevraagd de raad de onrust van onze bevol
king te laten uitspreken en dat zal de regering weten te interpreteren,
daar heb ik helemaal geen problemen mee. Wij hebben niet gevraagd
-- de heer Van Duijl heeft iets dergelijks gezegd -- het Kalkarproject
op dit moment te stoppen, U weet dat dit ons niet in dank is afgeno
men door een groot aantal groeperingen in de stad, maar wij hebben
gemeend -- en zijn het wat dat betreft eens met andere groeperingen --
niet op de stoel van het Parlement te moeten gaan zitten. Wij hebben
wel gemeend erg duidelijke vingerwijzingen te moeten geven, heel
wat duidelijker en heel wat dichter bij de aangelegenheid dan de vin
gerwijzingen in de motie. Wanneer onze raad dus zijn ongerustheid
uitspreekt over de Nederlandse deelname aan het Kalkarproject laat
hij nog steeds alle mogelijkheden open om dat project voort te zetten,
zij het dat de regering moet aantonen dat dit kan op een manier die
geen verdere onrust onder het publiek oplevert.
Punt twee van ons voorstel spreekt natuurlijk voor zichzelf. Dan
kom ik bij punt drie, dat door de heer Van Duijl onder andere om fi
nanciële redenen is verworpen. Ik zal straks op de door de andere spre
kers gemaakte opmerkingen ingaan. Met deze handelwijze van de
heer Van Duijl is mijn fractie in het geheel niet gelukkig, hetgeen de
heer Hendriksen ook al heeft aangeduid. Punt drie had met name ten
doel te erkennen dat er inderdaad mensen zijn die zich gewetensbe
zwaard voelen en de heer Taks heeft gezegd dat hij aanneemt dat de
mensen, die op dit moment weigeren, daarvoor goede gronden hebben