943
21 OKTOBER 1974
Taks, Van den Wijngaard, Ten Wolde, De Raaff, Sandberg, Van
Graafeiland, Van Duijl, mevrouw Van Rooij-van den Heuvel, de he
ren Lambregts, Gielen, Kramer, Veelenturf, Van Banning, Broeders,
Goos, Van Dongen, Suurmeijer, Eissens en Koertshuis,
VOOR stemmen: de heren Brummelkamp, Beckers, Jongeneel,
mevrouw Stutterheim-Edeling, de heren Hendriksen, Martens, Van
Male, Welschen, Dreef, Oomen, Crul en Kaarsemaker.
De VOORZITTER: Nu komen wij aan het slot van dit debat. In de
eerste plaats lijkt het mij correct degenen, die zich de moeite hebben
getroost een adres aan de gemeenteraad te richten, op de hoogte te
stellen van de besluitvorming die vanavond heeft plaatsgevonden. Zo
als u weet staan op de agenda twee adressen en daarna zijn er nog elf
adressen binnengekomen. Er is een motie aanvaard en er is een initia
tiefvoorstel verworpen; het lijkt mij redelijk degenen die brieven ge
schreven hebben daarvan in kennis te stellen.
Vervolgens wil ik nog iets zeggen over de toezending van stukken
waar de heer Crul zojuist over sprak. De heren Taks, Ten Wolde, Van
Duijl, Van den Wijngaard en Geene hebben de motie ondertekend
waarin staat dat het college het initiatief moet nemen om één en an
der bij regering en Parlement aan te melden. Aan hetgeen hier ver
meld wordt zal natuurlijk gevolg worden gegeven.
Ik heb begrepen dat men de adressanten en het Parlement ook in
kennis wil stellen van het verwerpen van het initiatiefvoorstel van de
heer Welschen. Dat lijkt mij niet bezwaarlijk; een motie is aanvaard,
een initiatiefvoorstel verworpen en het lijkt mij in de rede te liggen
dat deze besluitvorming daar terechtkomt waar zij thuis hoort. Het
gaat er mij om -- dat wil ik nog even nadrukkelijk zeggen -- dat over
de besluitvorming van de gemeenteraad van Breda in tweëerlei zin
naar buiten geen onduidelijkheid bestaat.
De heer CRUL: Als u daarmee concreet bedoelt dat u een verslag
van het debat meezendt gaan wij daarmee inderdaad akkoord.
De VOORZITTER: Wanneer de raad daar geen bezwaar tegen heeft
zal een kopie van de notulen worden meegezonden.
Aldus wordt besloten.
De heer HENDRIKSEN: Er is nog één ding buiten beschouwing ge
bleven. Er zijn namelijk ook nog zo'n 2. 500 handtekeningen aangebo
den door het Anti-Kalkar comité. Is het mogelijk dat het college de
ze handtekeningen op zeer korte termijn naar de regering stuurt? In
het begin van de volgende week worden zij namelijk aan het Parlement
aangeboden.
De VOORZITTER: U verlangt waarschijnlijk niet dat wij één en
ander doorsturen aan 2. 500 adressanten.
De heer HENDRIKSEN: Neen, ik verzoek u de handtekeningen door
te sturen naar Den Haag
De VOORZITTER: Dat zal gebeuren. Ik stel voor het debat hier
mede te beëindigen.