944
21 OKTOBER 1974
Aldus wordt besloten,
11. bijlage nr. 317
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET
VASTSTELLEN VAN BEGROTINGSWIJZIGINGEN.
12. bijlage nr. 323
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS OM EEN KRE
DIET VAN 115, 500, -- BESCHIKBAAR TE STELLEN VOOR DE
AANLEG VAN CENTRALE VERWARMINGSINSTALLATIES EN WARM
WATERVOORZIENINGEN IN DIVERSE BESTAANDE KLEEDGEBOU
WEN OP SPORTCOMPLEXEN.
13. bijlage nr. 324
VOORSTEL VAN B. EN W. OM AAN DE BESTUURSCOMMISSIE
VOOR DE SOCIALE WERKVOORZIENING VOOR 1974 EEN TWEEDE
WERKKREDIET TEN BEDRAGE VAN 25.000,— BESCHIKBAAR
TE STELLEN.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt ach
tereenvolgens conform deze voorstellen van burgemeester en wethou
ders besloten.
14. bijlage nr. 325
VOORSTEL VAN B. EN W. TOT BESCHIKBAARSTELLING VAN EEN
KREDIET TER BESTRIJDING VAN DE KOSTEN VAN AANLEG VAN
EEN TWEETAL RIJWIELPADEN DOOR DE INTERGEMEENTELIJKE
ORGANISATIE "DE BARONIE VAN BREDA'
De heer BECKERS: Ik wil er om te beginnen geen misverstand over
laten bestaan dat wij als progressieve partij een groot voorstander zijn
van de bevordering van het recreatieve fietsen. Dat is een belangrijk
uitgangspunt, maar wij realiseren ons wel dat daarbij andere factoren
in het geding zijn dan in 1951, toen de gemeenschappelijke regeling
werd gesloten tussen een aantal gemeenten rond Breda. Met name in
het C. R. M.-beleid van de laatste twee jaar probeert men de recreatie
meer naar de woonomgeving toe te halen. Het verdient overweging
om in verband daarmede het fietsen van de stad naar het buitengebied
te bevorderen. Het zal u wellicht bekend zijn dat op de begroting van
het ministerie van Verkeer en Waterstaat 3. 000. 000, -- is uitgetrok
ken voor de aanleg van recreatieve fietspaden. Aan onze positieve
waardering ten opzichte van fietspaden op zichzelf behoeft u dus niet
te twijfelen.
Wij hebben echter wel een aantal twijfels die ik gaarne aan colle
ge en raad wil voorleggen. Door de Wet Gemeenschappelijke Regelin
gen van 1950 werd het mogelijk bepaalde onderdelen van de gemeen
telijke autonomie te delegeren naar gemeenschappelijke regelingen»
Breda heeft van die mogelijkheid al heel snel gebruik gemaakt door
in 1951 zo'n gemeenschappelijke regeling aan te gaan» Dit geschiedde
om -- zoals in het preadvies staat -- de aanleg van toeristische fiets
paden te bevorderen. Tot mijn verbazing vermeldt het preadvies niet
de tweede doelstelling van deze intergemeentelijke organisatie, name
lijk het scheppen of bevorderen van voorzieningen voor recreatiemo
gelijkheden. Dat is een veel ruimere opzet. Ik moet constateren dat
er ten aanzien van het recreatiebeleid op dat moment een zeer progres-