945
21 OKTOBER 1974
sief en vooruitziend bewind in Breda aan de macht was. Het verbaast
mij wel dat het tweede doel niet in het preadvies is genoemd, maar
het verwondert mij niet omdat dit in feite nooit is gerealiseerd.
Een volgend punt wekt verbazing en is misschien ook wel wat pi
kant, omdat aan de gemeenschappelijke regeling niet alleen de mees
te gemeenten van de huidige regio deelnemen maar ook Oosterhout en
Etten-Leur. Ik betreur het dat deze regeling niet in een heel vroeg
stadium -- toen het nog kon -- is benut om een volwassen recreatie
schap te laten ontstaan, zoals ook elders is gebeurd» Daardoor was wel
licht de ernstige achterstand voorkomen die op recreatief gebied in on
ze omgeving bestaat» Een aantal projecten dat op papier klaar is wacht
nu nog op goedkeuring door C.R. M. C.R. M„ wacht op een basisplan
en die gehele procedure was waarschijnlijk al lang voltooid wanneer
de gemeenschappelijke regeling destijds wat meer "body" had gekregen.
Wat dat betreft ben ik het nog steeds niet met wethouder Van Dun eens
dat er in Breda geen tekort aan recreatieve mogelijkheden in het bui
tengebied zou bestaan.
Een derde punt. Vijf jaar na realisatie moet de raad vanavond een
krediet goedkeuren voor een rijwielpad in Ulvenhout en drie jaar na
realisatie voor een rijwielpad in Rucphen. Als men de stukken leest
ziet men dat het college herhaaldelijk is aangemaand om met het geld
over de brug te komen. De correspondentie van het college heb ik niet
in de stukken teruggevonden en ik zou graag vernemen hoe de wethou
der verklaart dat wij dit krediet pas vanavond moeten goedkeuren. Als
argument wordt de wisseling van functionarissen genoemd, maar ik zou
daar graag wat meer informatie over krijgen.
Dan het vierde punt. De regeling bestaat nu 23 jaar en in die 23
jaar heeft de Baronie het klaargespeeld 107 kilometer fietspad aan te
leggen. Deze fietspaden zijn meestal zeer ver van de stad Breda ver
wijderd, In de gemeente Breda is slechts 2 kilometer fietspad aange
legd, maar toch doet Breda het werk en betaalt Breda in verhouding
het meest. Nu is mijn vraag: moeten de Bredanaren naar de mening
van het college niet een zeer hoge prijs betalen? Misschien is het col
lege in staat en bereid mij voor ae begrotingsbehandeling een over
zicht te geven van alle bedragen die door Breda in de loop der tijd aan
de Baronie zijn betaald. Ik zou deze bedragen ook graag in procenten
van het totaal gespecificeerd zien. Misschien kan dan ook gesproken
worden over de plannen voor de toekomst van deze "club" en over het
rendement van de aangelegde voorzieningen. Heeft een groot aantal
fietspaden in de loop der tijd toch niet meer een woon-werk-functie
dan een recreatieve functie gekregen, zoals ook elders in het land te
constateren valt?
Wat nu te doen met het voorstel? Ik zei al dat wij positief staan
tegenover het bevorderen van het recreatieve fietsen en wel om aller
lei redenen. Het is ook duidelijk dat in 1974 andere argumenten gel
den dan in 1951. Die nieuwe argumenten zijn bijvoorbeeld te vinden
in een recent onderzoek van het Instituut voor Toegepaste Sociologie
in Nijmegen, in een rapport van de beraadsgroep Fiets en Recreatie
van de Stichting Recreatie en in recente fietspaden-plannen voor de
Veluwe, voor het Zuid-Hollands duingebied en voor de Loonse- en
Drunense duinen. Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat veel meer rekening
moet worden gehouden met een goede fietsverbinding van het woonmi-
lieu met het buitengebied en daaraan ontbreekt het in Breda nogal
eens. Ik zei al dat de meeste fietspaden ver van onze stad zijn aange
legd en daardoor niet direct bruikbaar voor de Bredanaar zijn. Tegelij-