94 14 FEBRUARI 1974 situatie en de woningnood die nog steeds bestaat» Bovendien moeten wij de sloop uitvoeren dan wel tenietdoen in samenspraak met de burgerij. Over de rol van de ENKA en de gemeente wil ik het volgende op merken. Beide hebben naar onze mening een afwachtende houding aange nomen; ondanks discussies in deze raad die enigszins in een andere rich ting wezen stond het standpunt van beide partijen bij voorbaat min of meer vast. Dat de sloop zou moeten doorgaan was eigenlijk al vastge steld, ook toen de gemeente meeging in het onderzoek van de werkgroep. Helaas heeft de werkgroep in haar rapport, dat door de heren Van Duijl en Van Loon al uitvoerig is becommentarieerd, niet kunnen aantonen dat de Gildewijk als woonwijk gehandhaafd moet blijven. Met het preadvies van het college in de hand hebben ook wij tot de conclusie moeten ko men dat ondanks de aansprekende argumenten van de groep die heeft sa mengewerkt met maatschappelijke instellingen en groeperingen in de stad handhaving van de wijk als woonwijk niet acceptabel is. De argu menten die daarbij voor ons de doorslag hebben gegeven zijn de volgen de. De huidige toestand van de woningen maakt herstel zeer moeilijk. Sinds de sloop is stopgezet is deze toestand sterk achteruitgegaan. De financiële middelen voor het opnieuw inrichten van de woningen en de wijk ontbreken, waardoor de huishuur onacceptabel hoog zou worden. Ondanks bepaalde activiteiten in die richting ontbreekt een oplossing voor het beheer, terwijl voorts de afgelegen ligging van de wijk niet voor her inrichting pleit. In onze besprekingen met betrekking tot dit voorstel zijn wij iets verder gegaan, omdat uit de conclusies van de werkgroep duidelijk is ge bleken dat de woningnood alleen geldt voor de economisch zwakkeren en voor individuele personen en groepen van personen in de stad die niet tot het traditionele gezin behoren. Ik meen dat ook deze raad tot dezelfde conclusie is gekomen. Wij stemmen ons toewijzingsbeleid niet af op de genoemde groeperingen, terwijl ook bij het bouwbeleid daarmee slechts zeer weinig rekening wordt gehouden, hetgeen vooral geldt voor de laatst genoemde groep» Op grond van de constateringen van de werkgroep en onze besprekingen over onderwerpen van deze aard in de raad zullen wij een bepaald beleid moeten gaan voeren. Burgemeester en wethouders on derschrijven in het preadvies de mening van het KIM dat in Breda alter natieve oplossingen voor de laagstbetaalden moeten worden uitgewerkt en verwezenlijkt. Helaas komen er in dit preadvies geen concrete voor stellen voor en wellicht kan, mede omdat over dit onderwerp in het ka der van de derde huisvestingsnota verder is nagedacht, meer informatie wor den gegeven over de alternatieve oplossingen die in Breda voor de econo misch zwakkeren zijn te verwachten, In nog sterkere mate zijn naar ons inzicht alternatieve oplossingen noodzakelijk voor degenen die niet tot het traditionele gezin behoren. Dit gaat uiteraard niet alleen de gemeente aan, maar zeker ook de woning bouwverenigingen en particulieren die hun aandacht meer op deze groep van burgers zullen moeten vestigen. Het JAC heeft ons hierover enige in formatie verstrekt en het is wellicht goed deze hier aan de orde te stel len. Op grond van zijn activiteiten en contacten met andere maatschap pelijke instellingen in de stad trekt het JAC de conclusie dat bijvoorbeeld de S.O. S. -dienst 200 gevallen per jaar te verwerken krijgt waarin huis vesting moet worden gevonden» Het is zeer moeilijk, zo niet bijna on mogelijk om daarin te voorzien. Via Valkenhorst worden de maatschap pelijke instellingen geconfronteerd met allerlei huisvestingsproblemen van ongehuwde moeders met kinderen die vaak geen of weinig gehoor vinden voor hun huisvestingsproblemen bij de gemeenten, de woningbouw-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 94