21 OKTOBER 1974 952 welke argumenten in 1962 voor de subsidiëring golden en waarom die argumenten in 1974 niet meer gelden. Was in 1962 de opvang van de militairen geen taak van het Rijk en moest die daarom door de gemeen telijke overheid worden vervuld, terwijl dat nu niet meer het geval is? De heer GEENE: Aangezien men er aan twijfelt of wij het welzijn willen bevorderen, welk punt wij in ons vaandel hebben geschreven,kan ik natuurlijk niet zwijgen, In de eerste plaats heb ik op de taak van het Rijk in dezen gewezen, maar voorts meen ik niet -- misschien schiet mijn kennis omtrent Breda te kort -- dat onze gemeenschapshuizen en biblio theken voor militairen gesloten zijn. Als de heer Kaarsemaker mijn steun wil hebben voor welke wijkvoorz.ie.ning dan ook die maar enigszins be taalbaar is, kan hij op die steun rekenen, maar in dit geval ben ik, het met het college eens dat het Rijk eerst bijvoorbeeld die schandalige film zaal in orde, zal moeten maken; daarover bestaat geen meningsverschil. De heer JONGENEEL: Wij hebben het nu niet over de filmzaal,maar over de militaire tehuizen. De heer Geene haalt er nu iets bij dat niet aan de orde is. De heer GEENE; U hebt onder andere de filmzaal genoemd. De heer JONGENEEL; Wij hebben de filmzaal niet genoemd, maar daarvan is sprake in de brief van de militairen zelf. De VOORZITTER; Dat is juist, want van deze brief is voorlezing gedaan en voorts is daar even over gesproken. De heer VAN BANNING; Als men het verleden erbij wil halen, moet men de gehele ontwikkeling volgen. Verschillende groeperingen vinden de honorering van de dienstplichtige militair nog niet voldoen de, maar als men deze honorering in een wijder verband en niet alleen op nationaal vlak beziet, komt men tot de conclusie dat onze militair ongeveer de best betaalde dienstplichtige militair is. Op zichzelf behoe ft dat natuurlijk geen argument te zijn om niet naar nog meer verbeterin gen te streven, hetgeen op dit moment ook geen punt van discussie is, maar als de militairen zoveel waarde aan een militair tehuis hechten, zou het, gegeven de aantallen die zo'n tehuis kennelijk gaarne zullen bezoeken, juist zijn als zij hun belangstelling toonden door zelf een klei ne bijdrage te geven. Zelfs als die bijdrage slechts van zeer bescheiden aard is, wordt de betrokkenheid daardoor duidelijk gemanifesteerd. Er behoeft dan zeker geen bijdrage van de kant van deze gemeente te zijn. Wethouder VAN GRAAFEILAND; Dit voorstel is uiteraard ontstaan door middel van een belangenafweging, waarbij werd bekeken op welke gebieden het welzijn wel of niet dient te worden gesteund. De heer Kaar semaker deelt niet het standpunt van het college dat de gemeente in de zen geen verantwoordelijkheid draagt, maar hij heeft ons van zijn ge lijk ter zake ook niet kunnen overtuigen. Niettemin zal ook de heerKaar- semaker het met mij eens zijn dat er in twaalf jaar tijd een hele evolu tie kan plaatsvinden in het denken over de mate waarin moet worden ge subsidieerd en over de vraag welke instanties moeten worden gesubsidieerd. Mijns inziens is het nuttig bij tijd en wijle het gehele subsidiekader door te lichten, waarvan dit punt een deel is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 952