959 21 OKTOBER 1974 Wethouder BROEDERS: Ik kan weinig meer zeggen dan dat ik de toezeggingen nog eens zal nagaan. Mijns inziens bestaat er enig verschil tussen de woorden van de heer Crul en de toezeggingen die ik werkelijk heb gedaan, maar uit de notulen zal dat wel blijken. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. Hierna wordt gedurende enkele ogenblikken gepauzeerd. PAUZE. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. 27. bijlage nr. 340 VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT INTREK KING VAN DE VERORDENING HONDENBELASTING 1956. De heer VAN DUUL: Wij zijn niet tegen uw voorstel tot intrekking van de hondenbelasting, maar ik wil hierbij wel aantekenen dat de hon den waar het hier om gaat vandaag aan de dag nogal een forse bijdrage tot de vervulling van ons stedelijk schoon leveren, hetgeen dan met na me voor de binnenstad geldt. Het zou misschien goed zijn als wij de ge achte burgers van onze stad daarop via ons blad "Indruk" nog eens zouden wijzen. De VOORZITTER: Die belasting is hier overigens niet aandeorde. De heer VAN DUIJL: In het kader van onze actie "BredaBinnenstad Zó" bestond voor de burgers de mogelijkheid te kennen te geven wat zij van onze binnenstad vonden. Het is opvallend dat er van de zijde van de burgers juist veel reacties op de door mij aangegeven vervuiling kwamen. Via u, mijnheer de voorzitter, wil ik de burgers er op wijzen dat zij hier op zeer attent moeten zijn, opdat de stad niet vervuild zal raken door de uitwerpselen van de honden waarvoor in het vervolg geen belasting meer zal behoeven te worden betaald. De VOORZITTER: Ik heb overigens de indruk dat het niet veel zal uitmaken of wij al of geen belasting heffen. De opmerkingen van de heer Van Duijl hadden met dit voorstel weinig of niets te maken, maar wij zullen bezien of daaromtrent op de een of andere plaats een mede deling kan verschijnen. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 28. bijlage nr. 341 PREADVIES VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS OP EEN AAN TAL VERZOEKEN VAN SCHOOLBESTUREN OM MEDEWERKING OP GROND VAN HET BEPAALDE IN ARTIKEL 72 DERLAGER-ONDER- W IJS WET 1920 C.Q. ARTIKEL 50 VAN DE KLEUTERONDERWIJS WET. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 959