14 FEBRUARI 1974
95
verenigingen en particulieren. Volgens het JAC is voorts het toewijzings
beleid van de Stichting Buitenlandse Werknemers zeer onduidelijk. Een
gesprek over de plaats van de gastarbeiders in het woningbohwbeleibd is naar
de mening van het JAC hard nodig. Het bureau moederhulp heeft zeer
veel moeilijkheden met het vinden van geschikte huisvesting voor onge
huwde moeders. Voorts kampt het medisch consultatiebureau voor alco
holisme en drugs met dezelfde problemen: men slaagt er moeilijk in
hulp te bieden aan degenen die zich op het gebied van huisvesting tot
het bureau wenden. Hetzelfde geldt voor de adolescentendienst die met
woningnood kampt en te maken krijgt met woningnoodproblemen van
jongeren. Dit alles blijkt ons uit informatie van het JAC.
Ook landelijk is deze materie aangesneden. Er is een landelijke
groep gevormd uit de plaatselijke en commerciële instellingen die zich
reeds een jaar bezighoudt met de problemen van de "alternatieve wo
ningmarkt" die om een oplossing vragen. Het adres van deze groep is:
Jan Willem Brouwersplein 9, Amsterdam; wellicht is het nuttig dat het
college daarmee eens contact opneemt.
Samenvattend kan ik mededelen dat wij op grond van de genoem
de argumenten instemmen met het preadvies. De werkgroep heeft ons
duidelijk gemaakt dat de woningnood nog slechts geldt voor de econo
misch zwakkeren en degenen die niet tot een standaard-gezin behoren.
Op grond daarvan menen wij een motie in deze richting aan de raad te
moeten voorleggen om speciale aandacht voor deze problematiek te vra
gen.
De VOORZITTER: Met betrekking tot de Gildewijk naar ik aanneem?
De heer CRUL: Met betrekking tot de Gildewijk en met betrekking
tot het rapport over de Gildewijk dat in het preadvies aan de orde komt.
Ik zou onze motie bij dezen willen indienen.
Voldoende ondersteund zijnde maakt de motie van de heer Crul me
de onderwerp van de beraadslagingen uit. (Tekst motie op pag. 99)
Mevrouw VAN NES-BRANDS: In grote lijnen ondersteun ik het be
toog van de heer Crul. De door hem ingediende motie wordt dan ook door
onze beide fracties gezamenlijk aangeboden, maar ik kan toch niet na
laten het woord te voeren, omdat ik persoonlijk nogal nauw bij de ont
wikkelingen met betrekking tot de Gildewijk betrokken ben geweest.
Zoals de heer Van Duijl reeds heeft opgemerkt was het ongeveer een jaar
geleden dat de Gildewijk in het middelpunt van de belangstelling stond.
Dit zou men merkwaardig kunnen noemen, omdat de wijk al lange tijd
tot sloop gedoemd was en dit aan iedereen bekend was. Toch riep het
zeer veel weerstand op toen het sloopgerei eenmaal stond opgesteld. De
heer Van Duijl heeft zojuist gezegd dat dit het resultaat was van een pro
ces dat daarvóór had plaatsgevonden, maar ik heb het gevoel dat de ac
tie die toen werd gevoerd het resultaat was van een geheel ander proces.
Destijds waren mijns inziens al enkele mensen bij groeperingen en instel
lingen in de stad bezig met de woningnood. Deze mensen kwamen in hun
werk of in hun woonsituatie dagelijks in aanraking met een vorm van wo
ningnood die eigenlijk door nieuwbouw nauwelijks of niet wordt opgelost.
Geregeld wordt beweerd dat de kwantitatieve woningnood is opgelost,
maar nu moet nog een vorm van kwalitatieve woningnood worden aange
pakt. In dezen zou men onder "kwaliteit" het volgende moeten verstaan:
het gemiddelde gezin met een gemiddeld inkomen kan wel aan een rede
lijk huis komen, maar er is een geheel andere groep woningzoekenden