21 OKTOBER 1974
962
dag -- houdt in dat de adviezen in het algemeen positief zijn„ Zelf ken
ik het advies van de V. N„ G.maar ook de adviezen van de provincia
le besturen, voor zover die zijn ontvangen, kunnen positief worden ge
noemd.
De gehele kwestie van de vergoeding van raadsleden is op het rap
port van de commissie gebaseerd -- u hebt gezien hoe dat een uitwer
king heeft gekregen -- en die voorstellen zijn letterlijk in het vooront
werp van wet opgenomen. Het lijkt waarschijnlijk dat bij de behandeling
van de begroting van Binnenlandse Zaken, die naar ik meen op 29 okto
ber zal plaatsvinden, deze kwestie in de Tweede Kamer wel aan de or
de zal komen.
Wat betreft de verdere gang van het voorontwerp van wet en het
wetsontwerp lijkt het zeer voor de hand liggend dat de Kamer het voor
stel zal aanvaarden. Men heeft mij verzekerd dat deze vergoedingsre
geling, voor zover die na 1 januari 1975 van kracht wordt, met terug
werkende kracht tot 1 januari 1975 zal ingaan.
Het voorstel zelf heeft iets weg van het voorstel dat in Amsterdam
aan de orde is. Ik heb dat laten nagaan, maar vermoedelijk weet de heer
Van Male dat nog beter dan ik. Ik heb hierover nog met Amsterdamse
bestuurders getelefoneerd en zij hebben mij gezegd dat dit voorstel wat
moeilijk toepasbaar is, hetgeen de heer Geene ook al opmerkte. Dit
geldt dan met name voor het punt van de directe en indirecte kosten,
maar in Amsterdam vindt een nogal soepele toepassing plaats in dfe zin
dat alles wat wordt gedeclareerd over het algemeen ook wordt betaald.
Eigenlijk is men in Amsterdam met dit systeem ook niet zo verschrik
kelijk gelukkig en men kijkt daar dan ook verlangend uit naar de beslis
sing van de minister en de Kamer waardoor een heel ander systeem zal
worden toegepast.
Het lijkt mij als portefeuillehouder in dezen ook erg nuttig dat over
de verdere toepassing van de regeling, indien die op 1 januari 1975 uit
komt, overleg wordt gepleegd, wat ruimtelijke, administratieve en per
sonele aspecten zal betreffen. Het lag ook in mijn voornemen deze aan
gelegenheid in de commissie Algemene Zaken aan de orde te stellen.
Tot nu toe is eigenlijk door geen van ons over die organisatie een woord
gezegd en het lijkt mij op dit moment daarvoor ook nog wat te vroeg,
want de bedragen zijn tenslotte nog niet definitief bekend. Het staat even
wel als een paal boven water dat daarover moet worden gesproken.
Ik wilde dit hieraan graag toevoegen, want misschien hebt u nog
iets aan deze informatie.
De heer VAN MALE: Graag wil ik eerst op de woorden van de voor
zitter ingaan, die zojuist heeft gezegd dat hij met collegae uit Amster
dam, Rotterdam en andere plaatsen heeft overlegd. Ook ik heb dat gedaan
zodat de gegevens die wij hebben verzameld vermoedelijk dezelfde zullen
zijn.
Het voorstel is gebaseerd op de wetenschap dat er een rijksregeling
zal komen, hetgeen wij in het voorstel ook aldus hebben gesteld. Natuur
lijk kan niet met zekerheid worden gezegd wanneer die rijksregeling komt.
Misschien zal zij er in januari al zijn, maar tot het moment dat zij er is
zijn natuurlijk de financiële problemen die met het raadswerk samenhan
gen niet opgelost. Om die reden bestaat ons voorstel uit twee delen, na
melijk enerzijds een verhoging van de bestaande vergoeding, want met
de bestaande regeling zijn wij ook in Breda niet gelukkig. De door ons
voorgestelde regeling zou dan moeten worden toegepast tot de definitie
ve regeling in werking treedt. Gezien evenwel het voorstel van de heer