14 FEBRUARI 1974
97
Het geschetste probleem heeft in hoge mate met het toewijzingsbe
leid te maken. Wie komt in aanmerking voor welke buurt en voor welke
woning? Deze vraag wordt op het ogenblik maar al te vaak gesteld en
het antwoord is eigenlijk niet duidelijk. De urgentielijsten maken vaak
een enigszins schimmige indruk bij toetsing aan concrete gevallen waar
mee men wordt geconfronteerd. Ik meen dan ook dat bij een verder be
leid tot oplossing van deze woningnoodproblematiek de medewerking
moet worden gevraagd van vooral de woningbeherende instanties, de
huiseigenaren, maatschappelijke instellingen en allen die zich overigens
met de woningnood bezighouden, waarbij ik in de eerste plaats denk aan
de gemeente. Om dit duidelijk te maken hebben de fracties van PAK en
D'66 de ter tafel liggende motie ingediend.
De heer JANSEN: Toen de actie-Gildewijk begon ben ik ter plaat
se eens gaan kijken en daarbij zijn mij enkele dingen opgevallen. In de
eerste plaats lag de wijk zeer gel'soleerd van de rest van de stad, terwijl
iedereen kon zien dat bij een eventuele renovatie grote financiële offers
van de stad zouden worden gevraagd die eigenlijk onverantwoord leken.
Bovendien zal het mijns inziens niet getuigen van een goed planologisch
beleid wanneer men sociaal zwakkere personen ver van de stad in de
stank van naburige fabrieken vestigt.
Op grond van dit alles heb ik mij afgevraagd waarom dan de ac
tie werd ondernomen. Ik heb de indruk gekregen dat de actie er vooral
op gericht was ons eens verder te laten denken en ons te wijzen op het pro
bleem van de woningnood. Eigenlijk is de woningnood in onze stad geen
probleem; wij maken er een probleem van, het is naar mijn mening een
zogenaamd probleem. Uit verscheidene onderzoeken blijkt immers dat
woningnood meestal voorkomt in een bepaalde categorie: minder draag
krachtigen, buitenlandse werknemers, jonggehuwden en vrijgezellen. Wan
neer het woningbestand van onze stad wordt bekeken blijkt dat personen
met een vrij goed inkomen meestal zeer goedkope woningen bewonen en
er niets voor voelen "door te stromen", zodat wij worden gedwongen zeer
dure woningen ter beschikking te stellen van minder draagkrachtigen, waar
door allerlei subsidies noodzakelijk worden. Ondanks perspublikaties blijkt
er geen verandering in de mentaliteit van de betrokkenen op te treden
waardoor zij geneigd zouden zijn toch "door te stromen". Ook premies
of geldelijke tegemoetkomingen hebben geen succes. Zolang voor de door
stroming geen deugdelijke oplossing wordt gevonden, zullen wij met soort
gelijke problemen als in de Gildewijk geconfronteerd blijven worden. Ik
meen dat wij naar een dergelijke oplossing zullen moeten gaan zoeken.
De heer SANDBERG: Het V.V. D. -standpunt ten aanzien van de Gil
dewijk zal weinig verandering in de reeds geëtaleerde besluitvorming
brengen. Ik zal het dan ook kort maken, te meer daar ik het op het ogen
blik geen geschikte gelegenheid vind om op de gehele woningbouwpro-
blematiek van Breda in te gaan. Het lijkt mij beter een dergelijk breed
kader aan de orde te stellen in de algemene beschouwingen bij de begro
tingsbehandeling.
Wij onderschrijven de woorden van respect voor de activiteiten die
de diverse werkgroepen hebben verricht, maar dit neemt niet weg dat on
ze eindconclusie is dat de Gildewijk niet kan worden gehandhaafd. De
wijk ligt, zoals reeds is opgemerkt, geïsoleerd en biedt nauwelijks enig
reëel uitzicht op een evenwichtige bevolkingsstructuur. De woningen zijn
geen eigendom van de gemeente en de financiële consequenties van over
name en renovatie zijn nauwelijks in te passen in het financiële kader van
Breda. Daarom adviseert de V.V.D. dat wordt overgegaan tot vernieuw-