21 NOVEMBER 1974
987
re gemeente wordt overgeplaatst, is ons niet bekend,
VRAAG (gesteld ingevolge artikel 40, 2e lid, R, v.O„):
De heer BECKERS; De recente perspublikaties over de eventuele
vestiging in Breda van Ijspaleis en Casino zijn voor onze fracties aanlei
ding tot het stellen van vragen op basis van artikel 40 van hetR. v. O,
1. Welk belang hecht u aan vestiging van de genoemde objecten
in Breda?
2, Is de gemeente tot dusver al betrokken geweest bij de voorbe
reiding van vestiging van een casino en zo ja, op welke wijze?
3. Wat zijn de aard en de inhoud van de tot dusver gelegde con
tacten tussen de gemeente en de initiatiefnemers van het Ijspaleis?
4. Welk beleid stelt u zich voor te gaan voeren met betrekking
tot beide objecten?
5, Is een bevordering door de gemeente van beide vestigingen in
overeenstemming met een welzijnsbeleid, dat primair gericht is op de
belangen van de eigen bevolking?
6, Hoe en op welk moment zullen bevolking en gemeenteraad be
trokken worden in de besluitvorming rond de eventuele vestiging in Bre
da van Casino en Ijspaleis?
ANTWOORD:
1. In antwoord op de vragen die u -- op grond van het bepaalde in ar
tikel 40, lid 2, van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van
de gemeenteraad van Breda in uw brief van 24 september 1974 namens
de fracties van P„v. d,A, en P, P,R, heeft gesteld, verwijzen wij u, voor
zover het een mogelijke casinovestiging in Breda betreft, allereerst naar
ons schrijven van 28 maart 1972, nr. BK/74122.
Genoemd schrijven, dat wij voor u in de leeskamer van de raad ter
visie hebben gelegd, bevat een antwoord op vragen van de heren Froger
en Von Schmid over dezelfde aangelegenheid.
Nadien is door ons college -- zoals u wellicht bekend is uit de be
trokken stukken voor de raadsvergadering van augustus 1973 -- slechts
één exemplaar van de door V.V.V. en Kamer van Koophandel in juni
1973 uitgebrachte nota over een casinovestiging in Breda ter kennis ge
bracht van de ministers van de Nationale Stichting Casinospelen en van
de heren Van Schaik en Geurtsen, leden van de Tweede Kamer.
De recente perspublikaties hebben betrekking op hetE.T.I.N,-
rapport Is Breda een gunstige vestigingsplaats voor een speelcasino?"
waartoe de opdracht is verstrekt door V. V. V. en Kamer van Koophan
del. (Genoemd rapport zal aan uw raad ter kennisneming worden aange
boden in de november-vergadering van de raad).
Wij hebben met interesse kennis genomen van de inhoud van dit
rapport, dat naar ons gevoel de bestaande gedachten over de gunstige
ligging van Breda onderlijnt.
Gesteld kan dan ook worden dat de van januari 1972 daterende aan
melding van Breda als mogelijke vestigingsplaats voor een casino met dit
rapport aan betekenis heeft gewonnen. Wij menen dat de daaruit voor de
vestiging van een casino voortvloeiende uitgangspositie in samenwerking
met Kamer van Koophandel, V.V.V. en gemeente kan worden uitge
bouwd.
Ten slotte mogen wij u er -- voor wat betreft een casino op wij
zen, dat onze mededeling in de brief van 28 maart 1972 -- dat, wanneer
een en ander definitieve vormen zou gaan aannemen, uw raad daarmee
uiteraard zou worden geconfronteerd -- versterkt wordt door het bepaal
de in artikel 27 p van de wet op de Kansspelen, waar is bepaald darde