21 NOVEMBER 1974
989
4. bijlage nr. 350
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET AAN
GAAN VAN OVEREENKOMSTEN BETREFFENDE VERVREEMDEN VAN
ONROEREND GOED.
De heer HOUBEN; Dit voorstel impliceert dat twee in de binnen
stad van Breda gelegen panden worden verkocht. Zij liggen beiden in
het binnenstadsgedeelte waar de woonfunctie in de loop der jaren in vér
gaande mate is teruggedrongen. Bij de bespreking van het binnenstads
rapport "Breda, de binnenstad in perspectief' is van diverse kanten aan
gedrongen op het herstellen van de woonfunctie in de binnenstad. In de
verkiezingsprogramma's van de progressieve partijen en van het C.D.A.
vinden wij deze stelling terug. Ook de subcommissie "gemeentelijke
plannen" van de provinciale planologische commissie heeft in haar brief
van 11 september j.l. over het binnenstadsrapport opgemerkt dat, voor
uitlopend op het definitieve structuurplan, reeds deelplannen in ontwikke
ling moeten worden gebracht, met name deelplannen die beogen de woon
functie van de binnenstad op korte termijn te versterken. Tegen deze ach
tergrond zou ik u een aantal vragen willen stellen. In de eerste plaats
vraagt de federatie van fracties van P.v. d. A. en P. P. R. zich af of deze
panden niet voor de huidige en eventueel uitgebreide woondoeleinden be
houden moeten blijven. Naar onze mening wordt dat niet gegarandeerd
wanneer wij deze panden verkopen. Is naar de mening van de huidige be
woners gevraagd toen men van plan was deze panden ter verkoop aan te
bieden? Wat is de mening van deze bewoners? Kunnen zij indien zij dit
wensen in de huizen blijven wonen? Als de huidige bewoners niet in de
huizen willen blijven wonen, is dan aan de mogelijkheid gedacht daar
andere mensen in te plaatsen? Dit kunnen eventueel bijzondere catego
rieën zijn zoals werkende jongeren en studenten, misschien juist studen
ten van Sint Joost en kunstenaars, welke laatsten atelierruimte behoeven.
Juist nu de atelierruimte aan de Vughtstraat vervalt is het verstandig naar
vervangende mogelijkheden uit te kijken. Zijn deze mogelijkheden be
keken?
In het verband van het behouden van de woonfunctie zou ook ge
dacht kunnen worden aan contact met woningbouwverenigingen. Zijn de
woningbouwverenigingen hierover benaderd en zo ja, wat was dan hun
reactie?
Als wij goed geïnformeerd zijn zal er een soort projectteam komen
dat zich in het kader van het Monumentenjaar 1975 met de Bredase mo
numenten gaat bezighouden. De beide panden staan op de monumenten
lijst. Heeft de voorbereidingsgroep deze panden bekeken, met name op
hun bruikbaarheid voor woondoeleinden, ateliers of winkelruimten voor
minder kapitaalkrachtige middenstanders? Zou dit niet alsnog moeten ge
beuren?
Als wij het preadvies lezen moeten wij constateren dat eigenlijk
iedere motivering voor de verkoop ontbreekt. Alleen de overweging is
genoemd dat de gemeente deze panden niet voor zichzelf nodig heeft. Ik
heb dit z<5 geïnterpreteerd dat men de panden zelf niet nodig heeft vanwe
ge de doorbraak van wegen of dat men ze wellicht niet nodig heeft om
het gemeentelijk ambtenarenapparaat erin te huisvesten. Heeft men, toen
men dit opschreef, ook gedacht aan de mogelijkheid dat de inwoners van
de gemeente, aan wie het apparaat dienstbaar moet zijn, belangstelling
voor deze panden zouden kunnen hebben? Wij vinden het in het preadvies
opgevoerde argument beslist onvoldoende en strijdig met de door verschil
lende groeperingen en instellingen geuite wens, dat de woonfunctie inde
binnenstad wordt versterkt. Gaarne zouden wij antwoord op onze vragen