992 21 NOVEMBER 1974 heid van de binnenstad te garanderen. De heer GEENE: Zou de heer Houben eens duidelijk willen zeggen wat hij precies bedoelt? Wil hij de huidige huurders op straat zetten en de panden als ateliers ter beschikking stellen? De heer HOUBEN; Ik ben in ieder geval blij dat de panden aan de huurders worden aangeboden, alleen is het de vraag of de panden al leen als woonruimte of tevens als bedrijfsruimte worden gebruikt. De heer TEN WOLDE: De te verkopen woningen bevinden zich in zöne 1 van het totale binnenstadsplan. Door het bureau Van Hezewijk is in het rapport gesteld dat reële uitbreiding van de woonfunctie in dat gedeelte van de binnenstad nauwelijks of niet haalbaar is. Als de heer Houben goed had geïnformeerd zou hij weten dat met name de woonfunctie in zöne 2 bevorderd dient te worden, in welke zöne de te verkopen woningen zich niet bevinden. Als wij dus ergens het accent op willen leggen is dat niet zozeer op zöne 1 als wel op zöne 2 en als zodanig hebben wij geen enkele moeite met dit voorstel. Wethouder VAN DUN: Ik krijg de indruk dat de heer Houben en ik van mening verschillen over de interpretatie van het woord "ondermaats" Met dit woord heb ik alleen maar willen zeggen dat het mij persoon lijk en ik meen ook het college -- grieft als de heer Houben in zijn betoog namens de federatie van fracties zegt dat de gemeente alleen panden in de binnenstad wil verkopen in verband met de doorbraak van wegen en de huisvesting van ambtenaren. Deze opmerking vind ik "ondermaats", want de presentatie van het begin van de studie over de binnenstad heeft heel duidelijk laten blijken dat het college niet be doelt wat de heer Houben suggereert. Dat was de bedoeling van mijn opmerking en verder niets. In de tweede plaats komt het mij hoogst merkwaardig voor dat de heer Houben probeert over de band te spelen door deze twee verkoop- voorstellen te gebruiken om een door de raad goedgekeurde methodiek te laten wijzigen. Als wij tot de verkoop van panden willen overgaan bieden wij deze principieel in de eerste plaats aan de huurders aan en komen wij via de taxatiewaarde tot een verkoopprijs. Ik ben niet van plan op grond van deze twee voorstellen een wijziging in deze metho diek aan te brengen en ik daag de heer Houben uit tot een discussie over de veranderde optiek vanuit de gemeenteraad over de verkoop van gemeentepanden. Met een dergelijke discussie zou ik geen enkele moeite hebben. In de derde plaats heeft de heer Houben over het gebruiken van gemeentepanden als ateliers gesproken. Het moet de heer Houben en andere raadsleden duidelijk zijn dat er een frequent overleg bestaat tussen het gemeentelijk woningbedrijf en het bureau culturele zaken. De panden die voor culturele manifestaties in aanmerking komen wor den in onderling overleg als zodanig gekwalificeerd en daar komen de ze twee panden niet voor in aanmerking. Vervolgens wordt het voorstel in stemming gebracht en met 23 tegen 13 stemmen aangenomen. VOOR stemmen: mevrouw Van Rooij-Van den Heuvel, de heren Lambregts, Visser, Koertshuis, Dees, Van Graafeiland, Sandberg,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 992