994 21 NOVEMBER 1974 Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt con form het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 8. bijlage nr. 354 PREADVIES VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS OP EEN VER ZOEK VAN DE CULTURELE RAAD OM AAN PROVINCIALE STATEN DE OPVATTINGEN VAN DE GEMEENTE BREDA KENBAAR TE MA KEN OVER HET VERBINDEN VAN EEN LETTERENFACULTEIT AAN DE KATHOLIEKE HOGESCHOOL TE TILBURG. De heer CRUL: Voordat dit stuk in behandeling komt zou ik om een zeer korte schorsing willen vragen. Vlak voor de vergadering heeft de heer Geene mij namelijk iets met betrekking tot dit punt gevraagd en dat zou ik even met de fractie willen doorspreken. De VOORZITTER: Ik schors de vergadering. SCHORSING. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. De heer WELSCHEN: Voordat wij eventuele besluiten nemen zou ik graag nog een aantal dingen willen zeggen over het preadvies van burgemeester en wethouders ten aanzien van de letterenfaculteit, In de eerste plaats heb ik gezien dat er nogal wat tijd verstreken is tussen de aanvraag van de culturele raad en dit advies van het college, maar daar zullen ongetwijfeld goede redenen voor bestaan. Wat de letteren faculteit betreft wil ik duidelijk naar voren brengen dat voor de P. v. d. A. en de P. P. R. de prioriteiten in het totale onderwijsbestel zeker niet bij de universiteiten liggen. Kleuter- en basisonderwijs, scholing van werkende jongeren, hoger beroepsonderwijs en permanente educatie zijn punten die naar onze opvatting een hogere prioriteit verdienen. Nu de aanvraag voor de letterenfaculteit echter op tafel ligt moeten wij ons ook daarmee bezig houden en daarom wil ik er heel in het kort enkele dingen over zeggen. Er zijn twee rapporten over letterenfaculteiten, één van Tilburg één van Rotterdam. Beide rapporten geven een geweldige hoeveelheid argumenten die, als men het Tilburgse rapport leest, onomstotelijk tot een vestiging in Tilburg leiden. Als men daarentegen het Rotterdam se rapport leest kan op grond van deze argumenten alleen tot een ves tiging in Rotterdam worden overgegaan. Als men de rapporten leest begrijpt men eigenlijk niet waarom de faculteiten er nog steeds niet staan. Naar mijn opvatting moeten deze rapporten toch enigszins kri tisch worden bezien; zij zijn tenslotte door belanghebbenden opgesteld en men kan de argumenten niet zomaar overnemen. Wij hebben met name het gevoel dat in beide gevallen prestige-overwegingen een rol hebben gespeeld, een gang van zaken waarvan wij ons bij voorbaat distantiëren. Voorts geven de rapporten wel een prognose van de studentenaan tallen en baseren zij daarop de bewering dat er een nieuwe faculteit moet komen, maar die prognose van de studentenaantallen is min of meer met de natte vinger aangegeven. In de rapporten zijn namelijk niet de maatschappelijke mogelijkheden vermeld van degenen, die aan de faculteit zijn afgestudeerd en het is een bekend feit dat die maatschappelijke mogelijkheden enige invloed hebben op het aantal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 994