995
21 NOVEMBER 1974
studenten dat zich aanmeldt. Wanneer er gedurende een behoorlijke
tijd weinig mogelijkheden voor afgestudeerden zijn gaat het aantal
aanmeldingen langzamerhand achteruit en het lijkt ons dus toch wel
een gemis dat er geen prognose van de maatschappelijke behoefte in
dit opzicht is gegeven. Deze prognose is overigens in geen van beide
rapporten gegeven.
De maatschappelijke behoefte aan mensen» die letteren hebben
gestudeerd, komt voor een zeer belangrijk deel uit het onderwijs voort.
In het onderwijs ontwikkelt zich op het ogenblik een soort herwaarde
ring van de lerarenopleiding. Gelukkig zijn er op dit moment min of
meer experimentele nieuwe vormen van lerarenopleidingen en het
ziet ernaar uit dat die opleidingen beter zijn afgestemd op de behoef
tes van het middelbaar onderwijs. Om die reden zou men er zeker geen
wetenschappelijke letterenfaculteit bij behoeven te plaatsen.
Op grond van de prognoses van studentenaantallen en maatschap
pelijke behoefte achten wij de behoefte aan een nieuwe letterenfacul
teit enigszins twijfelachtig, maar er is nog een ander punt dat een rol
speelt. Aangegeven wordt dat een nieuwe faculteit zou moeten worden
gesticht en niet dat een bestaande zou moeten worden uitgebreid orn
aat op die manier regionaal geldende drempels zouden kunnen worden
weggenomen. Dat punt spreekt ons wel aan» want wij kunnen ons erg
goea voorstellen dat mensen in bepaalde regio's op dit moment niet
aan studeren denken omdat daartoe geen mogelijkheden dicht bij hun
woonplaats bestaan. Er bestaat een drempel, die door de grote afstand
tussen woon- en studieplaats nog wordt verhoogd. Om deze drempel te
verlagen voelen wij toch wel voor een regionale letterenfaculteit. De
Tilburgse faculteit kan wat dit punt betreft dus op onze steun rekenen.
Nu is er nog wel het bezwaar dat de Tilburgse faculteit zeer uitge
breid is gepland. Wij hebben alweer het gevoel dat hier een vaak
voorkomend facet bij de uitbreiding van universitaire structuren een
rol speelt; men wil het maar meteen zo goed en zo modern mogelijk
doen. Op grond van de prioriteitenstelling van de P. v. d. A. en de
P. P. R.waarin de universiteiten betrekkelijk laag op de ranglijst staan,
zijn wij tegen een zeer uitgebreide letterenfaculteit. Wij zouden in
Tilburg graag een sobere letterenfaculteit zien die kan functioneren
bij de opvang van studenten, die nu geblokkeerd zijn» maar die echt
niet de beste in zijn soort behoeft te worden. Ondanks dat kan toch
wel een aantal moderne voorzieningen worden aangebracht.
De rol van Breda in het verkrijgen van een letterenfaculteit voor
Tilburg is enigszins dubieus. Breda is vanzelfsprekend belanghebbend
en kan dus moeilijk los van deze belangen oordelen over de vraag, of
een letterenfaculteit in Tilburg harder nodig is dan op andere plaatsen.
Gezien het feit dat de enige andere gegadigde Rotterdam is zou men
echter kunnen stellen dat Tilburg in het voordeel is bij een vergelij
king tussen het instituut, waar ik werk» en Tilburg.
Wanneer wij verder kijken naar de betere kansen die Breda door
zo'n letterenfaculteit zou krijgen zijn wij het met het college eens.
Een ander punt dat in de rapporten van Tilburg wordt aangegeven is
dat de letterenfaculteit een regionaal uitstralingseffect zou hebben.
Het college heeft dit niet in zijn preadvies overgenomen en ik kan mij
dat voorstellen, maar ik zou toch willen vragen of het college dit be
wust heeft weggelaten. Wij hebben namelijk wel enige bedenkingen
ten opzichte van dat uitstralingseffect. Wij hebben er althans tot op
dit moment niet zo vreselijk veel van gemerkt.
Samenvattend kunnen wij meegaan met het verlenen van steun aan