21 NOVEMBER 1974
999
besluit wordt verwezen dan op het eerste gezicht het geval lijkt. Het in
richten van het gebied blijkt afhankelijk te zijn van het onttrekken van
dit gedeelte aan het openbaar verkeer, maar wij zijn van mening dat
dit besluit daar toch geen mogelijkheden toe biedt. Eerst zullen beslui
ten inzake de bewoning van de huizen en inzake de grondtransactie moe
ten worden genomen alvorens er iets op dat terrein kan gebeuren. Met
verwijzing naar de brief van de directeur van openbare werken zouden
wij willen vragen hoe het staat met de bewoning van de huizen. Ter plaat
se blijken inwoners van Breda zich gevestigd te hebben; hoe verloopt het
overleg met die bewoners? Zal hier van uitzetting sprake zijn? De heer
Mensen, mevrouw Paulussen en ik hebben over deze kwestie reeds in april
schriftelijke vragen gesteld. In het antwoord op deze vragen werd vermeld
dat aan de grondtransactie met SKOL grote waarde werd gehecht. De be
stemming van het gebied feeeft de mogelijkheid de uitbreiding van de
SKOL te realiseren. Deze bestemming luidt namelijk; handel en bedrijven.
Nu baren de ontwikkelingen van de brouwerij voor en achter de spoorlijn
onze fractie nogal wat zorgen omdat wij niet kunnen voorzien welke con
sequenties de uitbreidingen op de woonomgeving en wellicht ook op de
binnenstad zullen hebben. Wij zijn ons ervan bewust dat de brouwerij een
belangrijke plaats op het gebied van de werkgelegenheid in Breda inneemt
en dat zal natuurlijk in onze verdere standpuntbepaling inzake de grond
transactie e. d, een rol gaan spelen. Eigenlijk zouden wij het college wil
len vragen dit stuk terug te nemen om het straks als totaalpakket met de
grondtransactie en alles wat daar omheen hangt opnieuw in de raad te
brengen. U hebt dan wellicht ook. de gelegenheid wat de bewoning be
treft wat eenvoudiger maatregelen te nemen.
In het totaalpakket zouden wij gaarne informatie aantreffen over
de plannen van de brouwerij op korte en lange termijn, waarbij natuur
lijk een aantal reeds door mij genoemde aspecten kan worden meegeno
men. Indien ons verzoek voor het college niet aanvaardbaar is hebben
wij er ook geen probleem mee wanneer de aangelegenheid op korte ter
mijn in de commissie aan de orde wordt gesteld.
Wethouder VAN DUN: Ik heb wat moeite met de laatste zinsnede
van de heer Crul. Als zijn voorstel voor het college en wellicht voor de
meerderheid van de raad niet aanvaardbaar is heeft hij er geen moeite
mee dat de kwestie alsnog in de commissie aan de orde komt. Dat zou
kunnen betekenen dat wij vanavond besluiten het betreffende gedeelte
van de Vughtstraat aan het openbaar verkeer te onttrekken en dat wij de
huisvesting van de betrokkenen nog eens in de commissie openbare wer
ken aan de orde stellen. Met dat laatste heb ik geen moeite, maar ik
meen mijn antwoord tot twee opmerkingen te moeten beperken.
In de eerste plaats heeft de heer Crul zelf opgemerkt dat er een
goedgekeurd bestemmingsplan Hoge Steenweg en omgeving is. In dit door
de raad vastgestelde bestemmingsplan valt de betreffende straat terecht
onder de bestemming bedrijfsterreinen en als zodanig behoeven er dus
geen problemen te bestaan. Daarnaast acht ik het zinvol deze weg aan
het openbaar verkeer te onttrekken omdat wij daarna pas mogelijkheden
hebben om met SKOL in redelijk overleg te treden over de verwerving
van gronden.
In de tweede plaats meen ik een opmerking te moeten maken over
de bewoning van de Vughtstraat, waarover wij al eerder met elkaar heb
ben gesproken. Er bestaat verschil tussen de legale en de illegale bewo
ning; het is duidelijk dat de legale bewoners -- voor zover die er nog
zijn -- alternatieve huisvestingsmogelijkheden in Breda aangeboden krij
gen, Ik mag de heer Crul ook verwijzen naar de gedragsregels die wij