1000 20 NOVEMBER 1975 kunnen volgen. Zij merken dat zij in hun methodische kennis een enorme achterstand hebben, want het onderwijs dat zij hebben geno ten was heel anders. Hetzelfde geldt voor de schoolhoofden, onder wie op het ogenblik zeer veel frustratie is. De schoolhoofden worden geconfronteerd met nieuwe leerkrachten die met een volkomen nieuw pakket kennis aankomen, waar zij uiterst vreemd tegenover staan, aangezien zij wat ouder zijn. Het geldt ook voor de oudere leerkrachten er wordt tegenwoordig gezegd dat de schoolhoofden en de meesters zelf het ernstigst schoolziek zijn en niet de leerlingen. Zo ontstaat er gevaar voor chaos, ontregeling, anarchie en het is dan ook van groot belang geleidelijkheidtoete passen. Ik heb het volkomen met de heer Broeders eens: inderdaad zijn er waardevolle nota's verschenen, maar bij de verwerking moet men de handrem een beetje aantrekken. Er moet nog veel over ge dacht worden en bovendien is de situatie in Breda weer anders dan in een andere stad. De permanente educatie is toevallig een beetje een hobby van mij en ik heb er enige kennis van. Ik zou willen vragen of het goed is dat ik daarop bij de behandeling van de portefeuille van de heer Sand- berg nog terugkom. De VOORZITTER: U hebt gemerkt hoe verscheiden wij op treden: dat zal morgen naar ik verwacht inderdaad mogelijk zijn. De heer GIELEN: De wethouder is bijzonder uitvoerig op de door mij gestelde vragen ingegaan. Het verheugt mij bijzonder dat hij geen antwoord kon geven -- dat had ik trouwens wel enigszins ver wacht --op mijn vraag over de vergoedingen met betrekking tot de oudercommissies en de schoolraden. Hij zal nu begrijpen dat het ook voor degenen die ermee moeten werken bijzonder moeilijk is te weten te komen hoe het bedrag wordt samengesteld. Ik zou het zeer op prijs stellen als op deze vraag op korte termijn een antwoord zou kunnen worden gegeven. Vervolgens zou ik nog iets over het ingediende amendement willen zeggen. In onze fractie hebben wij uitgebreid gesproken over peuterspeelzalen, die wij van groot belang achten. Aan de andere kant zijn wij van mening dat ook aan het godsdienstonderwijs bijzonder grote waarde moet worden gehecht. De conclusie is dat wij van mening zijn tegen amendementen 1. te moeten stemmen. De VOORZITTER: Zou de heer Welschen bereid zijn na de pauze het ivoord te voeren? De heer WELSCHEN: Ik ben praktisch tot alles bereid wat u mij in verband met de orde vraagt, maar ik zou erop willen wijzen dat ik mij tot tien vragen kan beperken, die alleen maar met "ja" of "nee" kunnen worden beantwoord. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de heer Broeders deze antwoorden tijdens de pauze zou proberen te formuleren. De VOORZITTER: Dat zou wel gemakkelijk zijn. Kunt u ze vrij snel formuleren?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1000