20 NOVEMBER 1975
1001
De heer WELSCHEN: Ik zal de vragen heel kort stellen.
In de eerste plaats zou ik willen vragen of ae regionalisering van de
S. A. D, is gestagneerd op verzoek van het onderwijs, zoals ik in de
woorden van de neer Broeders meende te beluisteren.
Ten tweede. Mag ik uit zijn verhaal afleiden dat
Wethouder BROEDERS: Hebt u het opgeschreven?
De heer WELSCHEN: Zullen wij het straks even buiten de raad
om doen?
De VOORZITTER: Dat is het niet in het openbaar: dat kan
niet.
Wethouder BROEDERS: U praat zo snel, dat ik er moeite mee
heb de vragen te noteren.
De VOORZITTER: Als de heer Welschen de vragen nu formu
leert en ze straks even aan de heer Broeders toespeelt, hoeft deze zich
nu niet met het opschrijven te belasten. Ik vind echter dat de vragen
nu wel even moeten worden gesteld.
De heer WELSCHEN: De tweede vraag was of ik mag begrijpen
dat er in Breda twee voortgezette b, 1, o. - opleidingen komen.
De derde vraag is of ik mag begrijpen dat de heer Broeders
akkoord gaat met onze visie op de taak van het bureau onderwijs, in
welke visie tot die taak ook onderwijskundig beleid behoort. Denkt hij
daarom in verband met de uitbreiding ook aan de aanstelling van een
onderwijskundige
Ten vierde zou ik willen vragen of de wethouder bereid is de
S. A. D. te vragen een nota uit te brengen waarin wordt uiteengezet
wat de S. A, D.' aan het wegwerken van in milieu opgelopen achter
standen kan doen,
In de vijfde plaats wil ik vragen of de wethouder in principe
akkoord gaat met de stelling dat de peuterspeelzalen zó ontwikkeld
zijn, dat'zij bij een portefeuille vorming en onderwijs horen.
De zesde vraag is precies dezelfde, maar dan voor de perma
nente educatie.
De zevende vraag is of de heer Broeders bereid is met de thans
in Breda opetende schoolbesturen overleg te plegen over het eventueel
stichten van scholen op niet-klassikale basis.
Ten achtste zou ik willen vragen of het denominatieonder-
zoek binnen twee maanden in de commissie kan worden behandeld,
In de negende plaats zouden wij willen vragen of de heer
Broeders het eens is met de problemen die wij in verband met de
S. A. D, hebben genoemd. Hij was gelukkig met de lof voor de werkers
en hij accepteerde naar ik meen impliciet de kritiek die wij op de
bestuurscommissie hadden. Is dat juist?
Ten tiende. Is de wethouder bereid tot een gesprek over
ouderparticipatie met S. A, D,Vormingsinstituut West-Brabant en de
oudercomité's?