RAADSVERGADERING
ONTWERP
20 NOVEMBER 1975
(AVOND)
Voortzetting van de behandeling van de begroting
d.d. 22 m m
Beslissing;
97b...
De VOORZITTER: Ik heropen de verga lerirrg--(49v07-tH±r-)v
Aan de orde is de behandeling van de portefeuille 'anpieüyiuder
Broeders. De beraadslagingen in tweede termijn va i dewSn van-de-~y.
raad waren afgesloten, zodat thans het woord aan dSllütJl' BlUeilfc!l!> 1SI'
Wethouder BROEDERS: De opmerkingen van de heren Visser
en Gielen behoeven mijns inziens geen antwoord; de heer Gielen zal
nog nadere informatie ontvangen. Met de heer Welschen heb ik afge-t-
sproken dat ik zijn vragen kort zal beantwoorden, maar dat de moge
lijkheid bestaat hier in de commissie voor onderwijs nog op terug te
komen. Ik heb de heer Welschen medegedeeld dat zijn vragen eigenlijk
aanleiding geven tot uitvoerige beschouwingen. Wij hebben echter af
gesproken dat er thans geen uitvoerige beschouwingen zullen worden ge
houden en dat een en ander in de commissie opnieuw aan de orde kan
komen.
Op de eerste vraag van de heer Welschen kan ik ant
woorden dat de vertraging bij de regionalisering niet uitsluitend op ver
zoek van de kant van het onderwijsveld tot stand is gekomen. Wél is er
sprake van invloed van de publikatie van de nota en van de commenta
ren van de verschillende richtingen, waardoor mensen aan het denken
zijn gezet en een discussie over taak en plaats van de S.A.D. op gang
is gebracht.
Naar aanleiding van de vraag of er in Breda twee V. B. O. -
scholen zullen komen zou ik willen opmerken dat het streven erop ge
richt was een begin te maken met de voorbereidingen van de stichting
van één V. B. O. -school. Te verwachten is dat er twee V. B. O.- arfde-
lingen, verbonden aan een school voor buitengewoon onderwijs, zullen
komen. Beslissingen daarover moeten nog worden genomen.
Vervolgens is gevraagd of tot de taak van het bureau onder
wijs de beleidsvorming behoort. Ik heb enige moeite met het woord
"beleidsvorming". Bij het bureau onderwijs zal men over twee dingen
moeten nadenken. In de eerste plaats zal men bij de eigen scholen
mede beleidsadviserend te werk moeten gaan voor het proces op de
scholen zelf. In de tweede plaats zal men moeten meedenken over de
ontwikkelingen die in de stad als geheel plaatsvinden, teneinde na te
gaan of onzerzijds initiërend en stimulerend kan worden opgetreden.
Ik heb gezegd dat de onderwijskundige nog onderwerp van gesprek is;
besproken wordt nog welke kwaliteit wij bij het bureau zouden willen
versterken dan wel invoeren.
In verband met de achterstanden heeft de heer Welschen
om een nota van de S. A. D. gevraagd. Ik kan toezeggen dat ik met de
S.A.D. contact zal oDnemen over de kwestie van de evaluatie van de
intensief begeleide scholen, die juist op deze problematiek zijn inge
steld. Ik wil overleg plegen over de vraag of over de ervaringen op dit
punt -- misschien ook over de ervaringen bij anderen -- iets kan worden
gezegd.
De vragen 5 en 6 betreffende peuterspeelzalen en de per
manente educatie. Gevraagd is of ik van mening ben dat deze onder
werpen in principe bij een samenhangende functie "vorming en onder
wijs" thuis horen. Ik moet erop wijzen dat een dergelijke samen
hangende functie in het gemeentelijk bestel niet is gerealiseerd en dat
op grond daarvan de vragen thans niet voor een concrete beantwoording