1014 20 NOVEMBER 1975 (AVOND) lijk is het college nog in vaagheid gehuld. Het is mij bekend dat door de onderzoekers van het provinciaal opbouworgaan aanvankelijk was vergeten het college te interviewen en dat dit later wèl is gebeurd. Wij zouden het opprijs stellen te weten wat het college, althans in grote lijnen, over deze kwestie vindt. Daar zijn wij zeer benieuwd naar; wellicht zou de wethouder er thans reeds iets over kunnen zeggen. Per soonlijk heb ik de indruk dat het college deze kwestie niet geheel de aandacht geeft die zij verdient. Opvallend is dat juist dit punt ont breekt in de inventarisatienota, zoals de heer Dees in zijn algemene beschouwingen reeds heeft aangegeven. Vervolgens wil ik enkele opmerkingen over het betoog van mevrouw Paulussen maken. Zij heeft eveneens over de ontwikkelings functies gesproken en ik heb daar één opmerking uitgelicht, die ik niet geheel heb begrepen. Mevrouw Paulussen heeft namelijk gezegd dat het ontwikkelingsbeleid een politieke keuze inhoudt. Ik begrij p niet hoe zij tot deze stelling komt. Mevrouw PAULUSSEN: Dan hebt u het rapport niet goed ge- De heer KOERTSHUIS: Wellicht zoudt U mij dit straks kunnen uitleggen. Mijns inziens is deze uitspraak met de later door mevrouw Paulussen gemaakte opmerking dat die functie zou moeten inspelen op bewegingen die zich in de samenleving voordoen. Met die laatste stelling ben ik het wèl geheel eens en als mevrouw Paulussen dat ook bedoelt, zitten wij precies op dezelfde lijn. Als men aansluit op wat de samenleving wil, zit men goed; mijns inziens moet men zich niet door een politieke keuze laten leiden. Ik ben van mening dat het huidige college van b. en w. dat in Breda ook niet doet. De heer OOMEN: Ik zcu de heer Koertshuis willen vragen of hij het rapport nog eens wil lezen, want wat hij nu zegt is lijnrecht in tegenspraak met wat het provinciaal opbouworgaan zelf constateert. De heer KOERTSHUIS; Naar mijn mening zou de heer Oomen dan moeten aangeven op welke punten het college op een bepaalde wijze te werk gaat. Ik heb de stellige overtuiging dat het college zich niet door zijn politieke achtergrond laat leiden bij het al dan niet ter hand nemen van bepaalde dingen. Als de heer Oomen van mening is dat dit wèl het geval is, moet hij aangeven op welke punten dat zo is. Vervolgens iets over het bureau dienstverlening, een afdeling van de gemeentelijke sociale dienst. Het is een bekend verhaal; in de begroting is ruimte gemaakt voor een uitbreiding met twee personeels leden. Het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk heeft nog steeds niet positief gereageerd op een naar ik meen anderhalf i twee jaar geleden ingediend verzoek de subsidieregeling, geldend voor het algemeen maatschappelijk werk, ook van toepassing op deze mensen te verklaren. Wèl heeft het ministerie op het verzoek van Nijmegen ge reageerd, maar dat verzoek is afgewezen. Het ligt dan ook in de lijn der verwachting dat op het verzoek van Breda op soortgelijke wijze zal worden geantwoord. Ik herinner mij dat de wethouder verleden jaar heeft gezegd dat het de vraag is of de gemeente deze financiële kar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1014