1016
20 NOVEMBER 1975
(A VOND)
de verstandhouding onder elkaar op de afdeling en daarbuiten, de
interactie, het werkoverleg, prettige kantoorvestiging enz.enz.
kortom: het optimaal functioneren van de relatie mens-werk. Ik kan
mededelen dat wij het hier druk mee hebben, waarbij wij uitgaan van
de nota inzake het personeelsbeleid in Breda van enkele jaren terug,
die dus per definitie ook al weer snel aan het verouderen is. Wij
trachten algemeen noodzakelijk geachte veranderingen en vernieuwin
gen te bestuderen en om te zetten in beleidsvoorstellen. Nogmaals:
wij hebben het daar druk mee. Ik wil hier uitdrukkelijk vaststellen dat
de commissie zeer prettig werkt en thans t amelijk frequent vergadert.
De wethouder en de personeelsambtenaren zijn voortvarend genoeg, al
maken zij natuurlijk op zijn tijd zoals iedereen wel eens fouten, maar
dat zij hun vergeven. Dit moet de wethouder maar aan zijn ambtenaren
doorgeven.
Verleden jaar heeft de heer Eissens gevraagd of het niet ver
standig zou zijn eens per jaar informatie te verstrekken over het
recentelijk gevoerde en het te voeren personeelsbeleid in de gemeente.
Hij doelde daarbij niet alleen op informatie voor de commissieleden,
maar op een aan de gehele raad te verstrekken overzicht. Er zou een
soort aangekleed sociaal jaarverslag moeten worden uitgebracht, maar
dit zou dan op een dusdanige wijze moeten worden opgesteld, dat men
niet academisch gevormd hoeft te zijn om het te kunnen lezen. Graag
zouden wij vernemen wat de wethouder daarvan denkt. Is de tijd reeds
rijp voor een dergelijk sociaal jaarverslag? Misschien zou de wethouder
ons ook al enigszins kunnen vertellen wat er in een dergelijk jaarver
slag zou moeten staan.
Meer in direct verband met de begroting zouden wij ervoor
willen pleiten dat de begrotingsstukken een dusdanige indeling krijgen
dat men van iedere dienst duidelijk de personeelskosten kan zien en de
posten "personeel" met elkaar kan vergelijken.
Over het derde onderdeel --de organisatiestructuur van het
personeelsbeleid in onze gemeente -- zou ik mede namens de heer
Eissens het volgende willen opmerken. Verleden jaar is reeds namens
mijn fractie aandacht gevraagd voor duidelijke uitgangpunten met be
trekking tot het personeelsbeleid in Breda. In de loop van het jaar heb-
heb wij daarover in de commissie al enigszins gesproken, maar wij
hebben nog geen slotsom bereikt. Naar onze mening moeten b. en w.
centraal het personeelsbeleid aangeven, terwijl de uitvoering ervan in
handen van de functionele wethouders dient te liggen; via de wethouders
ligt de uitvoering van het personeelsbeleid dan weer in handen van de
directies of hoofden van de diverse diensten. In dit verband achten wij
het onder meer urgent dat de organisatieopbouw van de personeelsdienst
nog eens aan een kritisch onderzoek wordt onderworpen. Wij menen
namelijk dat de huidige organisatieopbouw in Breda erg vreemd is.
Enerzijds is het personeel onderdeel van de secretarie, waar het met
de gemeentesecretaris te maken heeft; anderzijds is het verantwoordelijk
jegens de wethouder van personeelszaken. Dit zijn de bekende "twee
heren". Wij weten zelf nog niet wat de beste oplossing is, maar wij
vinden het de moeite waard op deze kwestie in het komende jaar in
tensief in de commissie te gaan studeren.