20 NOVEMBER 1975 (AVOND) 1017 De heer DREEF: Namens de federatie van fracties van P. V. D. A. en P. P.R. meen ik te moeten stellen dat het gemeentelijk te voeren personeelsbeleid een punt van grote aandacht in het college moet zijn. Hierbij dient de mens centraal te staan. Het personeels beleid moet er dan ook op gericht zijn dat de medewerkers zich opti maal kunnen ontplooien en naar hun beste vermogen de werkzaamheden kunnen vervullen die van hen worden gevraagd. Daartegenover zullen moeten staan een arbeidsklimaat en een werkomgeving waarin de mede werkers zo veel mogelijk in goede verhoudingen met elkaar hun werk zullen kunnen doen. Uiteraard zijn daarbij de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden van groot belang. Tevens is het van belang te weten in hoeverre het werk dat de medewerkers moeten doen door hen als zin vol wordt ervaren. Her personeel dient daarom geregeld te worden be trokken bij het uitvoeren en herformuleren van uitgangspunten van het te voeren personeelsbeleid. Dit betekent dat de leidinggevenden zich ervan bewust moeten zijn dat ook zij open moeten staan voor alle in breng, opvattingen en gevoelens die bij de medewerkers leven met betrekking tot de juiste bemanning van de organisatie, de motivatie enz. Dit is een samenspel waarin moet worden getracht elkaar gezamenlijk op alle niveaus te vinden, zodat men in alle vrijheid ge voelens en ideeën kenbaar durft te maken. Daarvoor zijn nodig: over legstructuren door middel van informatie heen en weer --, inspraak aangezien men op de plaats van het werk zijn eigen werk het beste kan beoordelen -- en medebeslissingsrecht. Over de overlegstructuren wil ik het volgende opmerken. Het verheugt ons uiteraard dat is geihventariseerd wat de opvattingen van de voorzitters en leden van de medezeggenschapscommissie over het functioneren van deze commissies zijn. Gebleken is dat bij allen die aan de gesprekken hebben deelgenomen, vragen leven, terwijl er voorts ongenoegen over het functioneren van de M. C. 's is gesignaleerd. Onze fractie is het er dan ook mee eens dat onder begeleiding van een scholingsinstituut met hulp van externe deskundigen een behoeften- peiling zal worden ondernomen met als doel meer inzicht in de eigen situatie van leden van de medezeggenschapscommissies. Met betrek king tot het ongenoegen zijn wij van mening dat nu aan allerlei dingen direct kan worden gewerkt teneinde een deel van het ongenoegen weg te nemen. Ik noem enkele punten, op de eerste plaats de informatie, ten aanzien waarvan al direct verbetering mogelijk is. Voor het voeren van een goed personeelsbeleid is informatieverstrekking aan het personeel en tussen de diensten onderling onmisbaar. Vervolgens noem ik scholing en vorming. Hoe is het met de scholing en de vorming bij de gemeente gesteld? Ik heb begrepen dat er op dit gebied veel wensen leven, onder andere op het gebied van vergader- en discussietechniek en meer in zicht in de gemeentelijke organisatie. Ook zal veel aandacht aan de herscholing van de medewerkers moeten worden besteed. Hoe staat het met het werkoverleg? Wordt er aan het werkoverleg tussen de chefs en hun medewerkers nog voldoende aandacht besteed? Dinsdag heb ik van de wethouder vernomen dat het zo goed loopt, maar is dat wel zo? Naar aanleiding van de deelbegroting wil ik de volgende vragen stellen. De heer Visser is zojuist reeds op het functioneren van het personeel ingegaan. Kan de wethouder ons mededelen hoe de af-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1017