1022
20 NOVEMBER 1975
(AVOND)
Ik heb het bedrag van 29. 000, dus niet meer in mijn
portefeuille, zodat ik het ook niet voor een andere post kan inwisselen.
Het is jammer maar het is wel zo! Ook ik heb dat nog maar een uur
geleden geconstateerd.
De heer JONGENEEL: Misschien kan de wethouder uitzoeken
welke andere wethouder het van hem heeft afgenomen!
Wethouder DE RAAFF: Ik denk niet dat het enig soelaas zal
geven, want bij mij is alle geld verdeeld, maar ik ben inderdaad be
nieuwd waar dit bedrag uiteindelijk terecht is gekomen.
De heer JONGENEEL; Ik zou het gewoon terughalen, zeker nu
het voor sociale zaken is! Ik zou eens op zoek gaan.
Wethouder DE RAAFF; Gezien de hoeveelheid papier zal dat
een moeilijke opgave zijn. Ik heb overigens vernomen dat in de tijd
van het vaststellen van de stukken intussen toch weer besluiten worden
genomen, die gevolgen hebben voor de andere stukken; op een gegeven
ogenblik wil dat wel eens niet parallel lopen.
De heer JONGENEEL; Heeft wethouder Broeders wellicht in
verband met dat gescharrel met die 29. 000, -- de zaal verlaten?
De VOORZITTER; Misschien dat hij dat aan het regelen is en
anders doen wij dat in de pauze.
Wethouder DE RAAFF: Heel eenvoudig gezegd: het bedrag van
29. 000, -- dat de heer Oomen voor een ander doel wil bestemmen is
niet beschikbaar. Het bedrag van 60.000,-- voor een psycholoog wil
ik niet laten vallen.
Ik geloof niet dat de heer Oomen uitsluitend vragen heeft ge
steld. Hij heeft onder meer enkele gedachten in het midden gebracht
die in de beschouwingen zouden kunnen worden betrokken en waarop
eventueel zou kunnen worden teruggekomen. Wij kunnen dat naar ik
meen met betrekking tot verscheidene punten inderdaad doen.
De heer Oomen heeft onder andere over een onderzoek naar
oorzaken gesproken. Er zijn mijns inziens twee soorten van oorzaken.
Wanneer men met iemand een persoonlijk gesprek voert, kan men
proberen uit te vinden wat individueel gezien de oorzaken zijn. Daar
op wordt natuurlijk door de ontvangende ambtenaar gelet. Iets anders
is het, wanneer men een en ander in groter verband wil gaan bekijken;
daarvoor is een andere methodiek van onderzoek nodig. Wij zijn daar
nog niet helemaal aan toe, hoewel wij al bezig zijn materiaal te ver
zamelen. Wellicht is het de heer Oomen bekend dat op dit punt ook
C.R. M. -onderzoekingen in ontwikkeling zijn, waarvan wij weliswaar
niet in 1976 maar wellicht in 1977 de eerste resultaten kunnen ver
wachten. Hij weet misschien dat dit enorme onderzoekingen zijn en
dat de resultaten ervan door de computer moeten worden verwerkt,
hetgeen vrij veel problemen met zich mee schijnt te brengen en ken
nelijk nogal wat geld kost.
Het is merkwaardig dat hetzelfde verschijnsel van verschil-