1030 20 NOVEMBER 1975 (AVOND) Ik geloof dat hier twee aspecten aan de orde zijn, namelijk kwalitatieve en kwantitatieve personeelsuitbreiding. Wanneer kwalitatatieve perso neelsuitbreiding in het geding is, kan de afdeling personeel in overleg met het betrokken bedrijf tot een beoordeling komen. Men kan nagaan wat de te vervullen taak is, welke kwaliteit daarvoor nodig is en wat voor persoon daarbij past. Het kwantitatieve aspect levert evenwel uiteraard meer moeilijkheden op: daarbij heeft het bedrijf naar ik meen een sterkere stem. Zoals men weet is er een vacaturecommissie die ook de kwantitatieve uitbreidingen nu mede beoordeelt. Hoeveel de diverse diensten aan vorming besteden, kan ik niet uit mijn hoofd zeggen. Op het lijstje, dat wij kort geleden aan de leden van de commissie voor de personeelszaken hebben uitgereikt, komen naar ik meen de gevraagde bedragen voor. De heer VISSER: ik zou nog enkele opmerkingen over de in bouw in de secretarie van de personeelsdienst willen maken. Ik blijf van mening dat dit een vreemde organisatie is die tot veel verwarring leidt. Wat doen nu eigenlijk de functiewethouders, wat doet de ge meentesecretaris en wat doet de wethouder van personeelszaken? Ik kom tot ontdekking dat er geen twee maar drie heren moeten worden gediend. Waar blijft men aan met de verantwoordelijkheden? In de loop van dit jaar hebben zich al eens eerder moeilijkheden bij het zoeken van de verantwoordelijkheden voorgedaan. Ik zou het op prijs stellen als wij op deze kwestie nog eens zeer terdege zouden kunnen studeren. Ik ben in een andere gemeente een heel andere opbouw van de personeelsdienst gewend geweest; ook daar werden natuurlijk fouten gemaakt, maar de situatie was daar veel overzichtelijker: men wist precies aan wie het personeel en vooral de topfunctionarissen verant woording verschuldigd waren. Bijzonder graag zou ik zien dat deze materie bijzonder goed werd bestudeerd en dat daar nu eens iets aan werd gedaan. De heer VAN DONGEN: Ik kan mij voorstellen dat de wethou der, als hij moe van het schrijven is, zelfs sommige dingen overslaat, maar ik heb geen antwoord gekregen op mijn suggestie in verband met de bewoners van de Gielis Beysstraat. Het is mogelijk dat mijn op merkingen te dien aanzien buiten de orde worden verklaard. De VOORZITTER: Dat is nog niet gebeurd. De Heer DREEF: Bij de suggestie van de heer Visser ten aan zien van de organisatiestructuur van het personeel kan ik mij volledig aansluiten. Op de vragen die de wethouder niet heeft kunnen bijhouden zal ik eerstvolgende commissievergadering nog wel terugkomen. Het gaat onder meer om wensen op het gebied van actief en passief kies recht, die ook van de kant van de V. V. D.-fractie zijn uitgesproken. Van onze kant hebben wij in het kader van de bedrijfsdemocratisering nog enkele andere wensen. De heer OOMEN: Om met een bijbelcitaat te beginnen: de eersten zullen de" lèatsten zijij.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1030