20 NOVEMBER 1975 (AVOND) 1037 voorzitter, en aan de fractievoorzitters uitreiken. Tot slot zou ik de volgende vraag willen stellen. Indien het college rot een dergelijk evaluatie-onderzoek wil overgaan, zou het dan de commissie openbare werken als begeleidingscommissie van dit gehele evaluatieproject kun nen inschakelen? De VOORZITTER: Door de beer Beckers zijn ingediend de amendementen nr. 3 en nr. 4, alsmede een motie. De motie luidt als volgt: "De raad van de gemeente Breda, in vergadering bijeen op 20 november 1975, constateert tot zijn zeer grote spijt, 1. dat het geplande projectteam voor de Hoge Vucht, ondanks de toezeggingen van de kant van de gemeente, nog steeds niet tot stand is gekomen; 2. dat daardoor een ernstige vertraging is ontstaan in de op lossing van de leefbaarheidsproblemen in dat deel van de stad; 3. dat hier sprake is van een falend beleid van de zijde van het college; 4. dat daardoor de geloofwaardigheid van het bestuur is aan getast; 5. dat nu al blijkt welke negatieve gevolgen het heeft als het college van b. en w. voorrang geeft aan een geforceerde groei van de stad boven een verbetering van ae kwaliteit van de huidige stad; spreekt zijn afkeuring uit over het tot nu toe door het college gevoerde beleid; dringt erop aan, om op zo kort mogelijke termijn over te gaan tot instelling van het projectteam; en gaat over tot de orde van de dag. De motie is ondertekend door de heren Dreef, Martens, Jongeneel en Beckers. Voldoende ondersteund zijnde maakt de motie van de heer Beckers mede onderwerp van beraadslaging uit. Het amendement nr. 3 heeft tot strekking dat voor "wegen Haagse Beemden" 100.000, -- minder wordt uitgetrokken, terwijl voor "recreatieproject Gladerse Meren 100. 000, -- extra wordt geraamd. Het amendement nr. 4 heeft tot strekking dat voor "stelpost herhuisvesting secretarie" f 180. 000, -- minder wordt uitge trokken, terwijl voor "recreatieproject Galderse Meren" 180. 000, extra wordt geraamd. Voldoende ondersteund zijnde maken deze amendementen mede onderwerp van beraadslaging uit. De heer LAMBREGTS: Ik ben mij ervan bewust dat enkele van de vragen en opmerkingen die ik nu in het midden ga brengen, betrek king hebben op de binnenstad, die in een later stadium uitvoerig aan aan de orde zal komen. Toch is er een reden voor dat ik er nu over spreek. In de eerste plaats is men in de begrotingsvergadering van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1037