20 NOVEMBER 1975
(AVOND)
1039
mening dat de gemeente in dezen ook een duidelijke taak heeft, zeer
zeker ook wanneer wij de toekomstige plannen voor de binnenstad be
kijken. Graag zou ik de mening van het college vernemen.
In directe relatie met bovengenoemde problematiek staat de
reconstructie van de Karnemelkstraat. In de nota "Breda, de binnen
stad in perspectief" wordt hierover het een en ander opgemerkt. Ik zou
echter in concreto willen vragen wanneer b. en w. dit probleem den
ken te kunnen aanpakken.
In praktisch alle op stapel staande reconstructies van hoofd
wegenstructuren wordt duidelijk aandacht besteed aan voorzieningen
ten behoeve van de fietser. Hoe denkt het college echter de fietser op
bestaande wegen en kruispunten te beschermen? In dit verband denk ik
vooral aan speciale opstelstroken bij verkeerslichteninstallaties, als
mede aan de situatie waarin fietser en auto beide linksaf moeten slaan.
Ook hierover verneem ik gaarne de opvatting van b. en w.
Is het mogelijk op routes waar het verkeer in een rechte lijn
een aantal verkeerslichten moet passeren, de verkeerslichten beter op
elkaar af te stemmen? Dit is in het bijzonder van belang om het "stop
lichtje pikken" te beperken. In dit verband noem ik de buitenzijde van
het singeltracé.
Eén van de belangrijkste conclusies uit de rapporten van "de
binnenstad in perpectief" is dat het aantal inwoners in de binnenstad
fors omhoog moet. Daaruit concludeer ik dan weer dat men ook alles
moet doen om de nu bestaande bewoning te handhaven, waarbij ik voor
al denk aan de bewoning in zone 1, de Boschstraatbuurt, de omgeving
van de Mauritsstraat en de omgeving van de Godevaert Montensstraat.
Duidelijk is voor mij wél wat net college in de toekomst van plan is,
maar wat kan het hier nu op korte termijn aan doen?
Daar wij het concept-preadvies inzake de binnenstad eerst een
paar dagen in huis hebben, ben ik nog niet in de gelegenheid geweest
alles wat daarin staat door te nemen. Wél heb ik de huidige opvatting
van het college over de reeds veel besproken superstore gelezen. De
wethouder weet dat ik in de informatieve gecombineerde commissie
vergadering over de binnenstad heb gezegd dat de C. D. A. -fractie
hier over niet al te lange tijd op zou terugkomen. De reden waarom ik
dat destijds heb gezegd is te vinden in het rapport "Breda, de binnen
stad in perspectief" nr. 2. Weliswaar wordt daar de superstore bij de
variabele delen geplaatst, doch wanneer men verder leest en ziet wat
op die plaats bij totstandkoming van een superstore niet kan worden ge
realiseerd, komen er op zijn minst twee vragen op. In de eerste plaats
kan men zich afvragen of de superstore wel het fenomeen is dat wij
als trekker voor Breda nodig hebben en of een echt warenhuis niet veel
meer op zijn plaats zou zijn; daarbij denk ik zeer zeker ook aan actu
ele problemen zoals de Haagse Beemden. In de tweede plaats kan men
de vraag stellen of de aangewezen plaats wel de juiste is. Deze vraag
is niet nieuw, maar tot op dit ogenblik kon er slechts gedeeltelijk een
gefundeerd antwoord op worden gegeven. Erg blij zijn wij dan ook met
ae aankondiging van het college dat er eerst een distributieplanologisch
onderzoek zal worden gehouden, waardoor naar men mag hopen een aan
tal onzekerheden zal worden weggenomen. Bovengenoemd onderzoek