17 FEBRUARI 1975
104
De discussie in de raad heeft als achtergrond dat hier ook in het
preadvies van het college een gewijzigde systematiek aan de orde is.
Vroeger werd de raad een bestemmingsplan voorgelegd, waarbij het
moeilijk was over de klaargebakken plannen te spreken. Wij hebben
gemeend dat wij deze systematiek met inschakeling van de STAR zo
danig moesten veranderen dat wij niet meer beginnen met het maken
van nieuwe bestemmingsplannen voor wij met de raad hebben gespro
ken over de uitgangspunten. Zulks lijkt mij niet alleen een kwestie
van eerlijkheid om de raad tot zijn recht te doen komen, maar ook een
kwestie van efficiency. Wij achten het wat zinledig de afdeling stede-
bouw kant en klare bestemmingsplannen te laten ontwikkelen vóór de
raad met het college en de STAR uitgangspunten voor zo'n bestemmings
plan heeft vastgesteld. Er ontstaat dan een discussie waarin wij kunnen
zeggen dat de uitgangspunten van het college niet duidelijk genoeg
zijn, of er ontstaat een discussie waarin wordt aangevoerd dat er duide
lijk andere uitgangspunten gekozen moeten worden en dat er meer op
details ingegaan moet worden. Ik moet u zeggen dat ik deze laatste
mogelijkheid enkele malen in het betoog van de heer Houben heb be
luisterd, Deze nieuwe systematiek aanvaarden wij overigens graag,
ondanks de moeilijkheden die eraan kleven.
Eén punt staat voor de opmerkingen van de heer Houben centraal.
Hij heeft namelijk gezegd: wij schamen ons over dit preadvies. Ik
schaam mij over een deel van de opmerkingen van de heer Houben,
ik zal daar dadelijk nog op terugkomen.
De heer Houben heeft het college een compliment gemaakt, dat
evenwel naderhand werd afgezwakt door opmerkingen zoals ik zojuist
citeerde. De heer Houben acht het een verbetering van het denken dat
wij het preadvies als zodanig aan de raad presenteren, maar daarna
barst de kritiek los. Voor het compliment ben ik de heer Houben dank
baar, maar als de heer Houben dan spreekt over zijn verwondering en
bezorgdheid gaat hij voor een deel voorbij aan zijn verantwoordelijk
heid als raadslid voor de rechtszekerheid voor derden, hoewel ik mij
een aantal van zijn vragen kan voorstellen.
Ik behoef niet in te gaan op de persoonlijke beleving van de
heer Houben tijdens de laatste vergadering van de commissie voor
ruimtelijke ordening, waarbij hij de zijns inziens wat onnutte discus
sie in de schoenen schuift van mijn vervanger. Ik heb het grootste ver
trouwen in collega Van Graafeiland als hij mij vervangt in de commis
sies waarvan ik gemeenlijk voorzitter ben.
De heer Houben heeft gevraagd of het hier gaat om een besluit
conform de wet op de Ruimtelijke Ordening, Het gaat hier niet om
een besluit in het kader van de wet op de Ruimtelijke Ordening, het
gaat hier om een voorstel van het college waarin het college de raad
vraagt om praktische en fundamentele redenen in te stemmen met be
leidsuitgangspunten voor een nieuw te maken bestemmingsplan Leuve-
naarstraat-Middellaan. Er is een oud bestemmingsplan en daarin was
enerzijds een te grote plaats ingeruimd voor de kantoorfunctie en an
derzijds voor een vrij groot opgezette Adriaan van Bergenweg, die als
een dolksteek op het hart van de binnenstad is gericht en dat ben ik dan
volkomen met de heer Houben eens. In het kader van de eertijds be
staande planologische situatie was dat een goede zaak, maar in de
loop der'tijd zijn andere inzichten ontstaan en het getuigt van goed
bestuur als wij gezamenlijk eens ingenomen standpunten op de helling
kunnen zetten, met inachtneming van de rechtszekerheid die in het
oude bestemmingsplan aan gegadigden is geboden. Wij moeten met
elkaar durven spreken over nieuwe uitgangspunten zonder de rechtsze-