1059
21 NOVEMBER 1975
Mevrouw Van Rooij heeft namens de C.D.A. -fractie een
pleidooi gehouden voor het -- als ik het goed heb begrepen -- door een
extern bureau evalueren van een renovatieproject. Zij heeft ons ter over
weging een referentiekader, een model aangereikt waarbinnen zo'n
evaluatie zou kunnen plaatsvinden. Op voorhand zeg ik mevrouw Van
Rooij dank voor het aanbieden van dit vel papier met inhoud. Ik kan
niet anders doen dan zeggen dat het college dit verzoek van mevrouw
Van Rooij graag zal overwegen. Ik kan er op dit moment geen uitspraak
over doen omdat er in het college niet over is gesproken, maar persoon
lijk wil ik toch wel zeggen dat het op mij bijzonder sympathiek over
komt.
Mevrouw PAULUSSEN: Ik meen dat wij hier in de commissie
openbare werken al over hebben gesproken.
Wethouder VAN DUN: U hebt uw termijn gehad, mevrouw
Paulussen. Ik ben nu aan de beurt en ik had dat over ongeveer drie secon
den willen zeggen. Nu hoeft het echter niet meer; dat scheelt dan ook
weer in de tijd. Dat stuk sla ik dus maar over. Het belang van zo'n
evaluatie is het feit dat wij in de Bredase wijken continu bezig zijn in
het kader van de eigen woonsituatie van de mensen. Terecht hebben wij
de 750 woningen in het kader van het renovatieplan praktisch gereno
veerd; wij zijn aan de laatste fases toe, maar er ligt nog een gigantische
klus in de vorm van het achterstallig en preventief onderhoud, het bij
trekken van bepaalde dingen en straks ook rehabilitatiezaken in verband
waarmee wij in contact met wijken en bewoners moeten komen. Om dit
proces ook in de toekomst te garanderen en om het functioneren van de
gemeente, van de huisbewoner, van de opbouwwerker en van invloeden
van huurverhogingen op een stuk woonsatisfactie te bekijken lijken deze
dingen mij persoonlijk bijzonder belangrijk. De vraag is alleen: hoe
doen wij het, waar doen wij het en wie betaalt het? Ik meen dat wij de
ze vragen nadrukkelijk in het college mogen overwegen, maar als dit
doorgaat lijkt het mij wel zinvol twee dingen te doen. In de eerste
plaats moeten wij met degene, die het onderzoek instelt, bekijken waar
wij gaan opereren. Op dat gebied kan door onze gemeente een stuk pru
dentie worden betracht. In de tweede plaats heb ik er op voorhand geen
bezwaar tegen aan het college voor te stellen de commissie openbare
werken uit de raad als begeleidingscommissie van het project te bezien.
Het zal u duidelijk zijn dat de sympathie mijnerzijds aanwezig is; ik
zal deze kwestie gaarne onder de aandacht van het college brengen
en wij zullen er op korte termijn in de raad of in de commissie op te
rugkomen om het standpunt van het college dienaangaande bekend te
maken.
De heer Lambregts heeft vele vragen op ons afgevuurd. Ik
vind het jammer dat hij niet in de gelegenheid is bij deze beantwoor
ding aanwezig te zijn. In verband met het grote aantal gestelde vragen
wil ik deze mijnerzijds van wat korte kanttekeningen voorzien. De heer
Lambregts zegt dat de laatste jaren op het gebied van het openbaar ver
voer niet veel is gebeurd. Hij adstrueert dat aan de hand van de beken
de commissie uit de zestiger jaren, die heeft gezegd dat wij in de toe
komst 34 eenheden nodig hebben terwijl het er nu pas 20 zijn. Hij con-