21 NOVEMBER 1975 1068 tegenwoordigers van de woningbeherende instanties vergaderen regelma tig. Wij hebben zojuist tegen elkaar gezegd dat de verslaglegging open baar is en dat de lijst van maandelijks toegewezen woningen met alle bijkomende punten voor de commissie openbare werken ter visie wordt gelegd. De raad kan zich dus bijzonder nauw bij de problematiek van de woningtoewijzing betrokken achten. Wat de pensionverordening betreft zullen wij binnenkort een discussie in de commissie openbare werken hebben over een stuk, dat door openbare werken en door bestuur en kabinet gereed wordt gemaakt. De door de heer Brummelkamp aangegeven versnelling van het groot on derhoud ontmoet bij ons grote sympathie. Wij hebben dit in onderzoek, maar het is geen kwestie van het in kortere termijnen opstellen van ons programma. Een en ander heeft uiteraard ook zijn consequenties voor het beslag op de risicoreserve en voor een stuk technische capaciteit. Een heel merkwaardig punt is de vraag over de stichting stadsherstel, waarbij ik langzaam de indruk krijg dat men het in een be paalde verificatieprocedure de ene week aan wethouder Sandberg en de andere week aan mij vraagt. Dat is nu drie keer gebeurd en de vierde keer wordt het weer aan mij gevraagd. Ik refereer aan de beantwoording van mijzelf, van de heer Sandberg en van mijzelf in de vorige instan ties. De verkoopmethodiek van gemeentelijke panden moet wor den gewijzigd. Ik meen dat ik ook in dit verband mag refereren aan het debat, dat wij de vorige week donderdag in deze raad hebben gevoerd. Ik heb gezegd dat er een door de raad goedgekeurde methodiek terzake van de verkoop van gemeentelijke panden wordt gehanteerd. Wij vinden ons daar als college in en als iemand uit de gemeenteraad het daar niet mee eens is, acht ik het juist dat het initiatief terzake van die persoon uitgaat om deze methodiek bij amendement of anderszins te wijzigen. Wij zullen dat niet doen omdat de gang van zaken naar onze smaak bij zonder plezierig is. Door de heer Brummelkamp is nog naar de bezwarenproce dure in de commissie ruimtelijke ordening gevraagd. Ik meen dat er nog altijd een vraag ligt van een tweetal fractievoorzitters over een bezwarencommissie in algemene zin. Naar ik aanneem vindt de discus sie te dien aanzien in de commissie algemene zaken plaats en ik zou dan ook liever eerst de resultaten van die bespreking afwachten om een eventuele bezwarencommissie inzake bezwaren tegen bestemmingsplan nen een afgeleide daarvan te doen zijn. Ik geloof dat dit beter is. Tot slot kom ik dan bij het verkeersbeleid. Als de heer Brummelkamp zegt dat er geen verkeers- en vervoersplan is, meen ik hem vriendelijk te mogen uitnodigen het eerste deel van het verkeers - en vervoersplan van 1971 toch eens ter hand te nemen. Het is er dus duidelijk wél. In de tweede plaats meen ik hem te mogen verzoeken de studie over de binnenstad te volgen, want wij hebben met de raad afge sproken dat na het verschijnen van het eerste gedeelte de verdere "routing" van het verkeers- en vervoersplan zich binnen het binnenstadsplan zal afspelen. De kretologie, dat wij moeten oppassen voor stadsautosnelwe gen die wijken doorkruisen, is over het algemeen toch niet zo sterk van toepassing. Ik geef eerlijk toe dat in vroegere plannen een aantal wegen is neergelegd waarvan wij achteraf wel eens spijt kunnen hebben, maar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1068