1085
21 NOVEMBER 1975
die afhankelijke mannelijke respectievelijk vrouwelijke beroepsbevol
king is? Is uw college het met mij eens dat de door de sociografische
dienst in zijn aangehaalde notities daling van de werkloosheid met 0, 3
voor de afhankelijke mannelijke beroepsbevolking ten opzichte van juli
niet maatgevend is voor het verloop van de werkloosheid door het ont
breken van een seizoencorrectie in de gepubliceerde cijfers? Is uw col
lege met mij van mening dat de door de heer Gruijters gesignaleerde
verbeterde werkgelegenheid in de bouwsector zeker niet voor het gewest
Breda geldt? Is uw college met mij van mening dat na de bouw nu ook
de werkgelegenheid in de metaalsector in een gevaarlijke situatie dreigt
te geraken? Bij de algemene beschouwingen deelde de wethouder van
economische zaken mede dat hij hoopte in februari 1976 de definitieve
kantorennota aan de raad te kunnen voorleggen. De V. V.D. -fractie
betreurt het dat de presentatie van de kantorennota in de raad met ruim
een jaar is vertraagd. Wij onderkennen en onderschrijven het belang
van een afgewogen oordeel; dit neemt echter niet weg dat er op dit mo
ment ook in de kantorensector sprake is van een grote werkloosheid,
waarvoor uw raad zijn verantwoordelijkheid dient te dragen. Het was
daarom naar de mening van de V. V. D. juister geweest als van de drie
gevraagde terreinen althans één terrein ter acquisitie was aangewezen.
Toekomstige terreinen in de Haagse Beemden bieden geen oplossing
voor een werkloosheid, die op dit moment in de kantorensector bestaat.
De VOORZITTER: Ik schors de vergadering.
PAUZE.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering.
De heer VEELENTURF: Ik wil mijn opmerkingen over de sec
tor economische zaken in twee gedeelten splitsen. In eerste aanleg wil
ik ingaan op de hartekreet van mevrouw Paulussen en haar fractiegeno
ten -- overigens zonder dat zij de noodzaak daarvan heeft aangetoond --
aangaande het sociaal statuut oftewel een gemeentelijk sociaal vesti
gingsbeleid. In tweede aanleg wil ik dan op de werksituatie in Breda,
uw beleid dienaangaande en uw begroting ingaan. Allereerst het sociaal
statuut. De problemen rondom het zogeheten gemeentelijk sociaal ves
tigingsbeleid, zoals door mevrouw Paulussen bij de algemene beschou
wingen ten tonele gevoerd, zijn ook in onze fractie onderwerp van be
spreking geweest. Ik moet u zeggen dat het nogal wat is; ik vraag mij
af of mevrouw Paulussen zich realiseert wat een dergelijk gemeentelijk
sociaal vestigingsbeleid inhoudt en of zij de consequenties daarvan, ze
ker in deze tijd, overziet. Waarschijnlijk is zij geïnspireerd door colle
ga's van haar partij in de stad Rotterdam. Ik kan haar meedelen dat ik
contact met Rotterdam heb gezocht en wel omdat ik a. wel verwachtte
dat een gemeentelijk sociaal vestigingsbeleid weer op de proppen zou
komen en b. benieuwd was naar het functioneren van zo'n beleid en de
invloed daarvan op de werkgelegenheid. In Rotterdam -- zo is mij me
degedeeld heeft men daar totaal geen problemen mee. Het is zo lang
als het bestaat eigenlijk nog niet gehanteerd en dat wettigt de conclusie
dat het in feite een totaal overbodige maatregel is. Het is bijna een