21 NOVEMBER 1975 1096 extra inkomsten oplevert. Ook heb ik de vraag gesteld welke nieuwe ac tiviteiten daardoor in de sector jeugd en sport worden ontplooid. Op hetgeen ik over de recreatieve fietspaden en Joan Haan appel heb gezegd zal nog wel antwoord worden gegeven. Wel zou ik nog iets over personeelsuitbreiding bij de dienst jeugd en sport willen zeggen. In het stuk, dat door de heer Martens is genoemd en waarin wij commen taar op de begroting van de dienst jeugd en sport geven, moet nog een tweede wijziging worden aangebracht, namelijk dat wij van harte instem men met het voorstel van het college om het personeel van de dienst jeugd en sport uit te breiden. Dat vinden wij een zeer goede zaak waar over wij geen enkel misverstand willen laten bestaan. Eén ding wil ik daar wel bij zeggen: kwalitatieve uitbreiding betekent op zichzelf niet dat de dienst jeugd en sport in de toekomst ook goed c. q. beter zou gaan functioneren. Misschien zou de wethouder ons iets kunnen vertellen over het onderzoek dat in de afgelopen periode naar het functioneren van de ze dienst is ingesteld. Ik zou er ook voor willen pleiten -- maar dat is meer in de richting van de wethouder van ruimtelijke ordening de dienst jeugd en sport meer dan in het verleden te betrekken bij de voor bereiding en wijziging van bestemmingsplannen. Ik heb nu de indruk dat de dienst jeugd en sport onvoldoende inbreng heeft wanneer het gaat om bijvoorbeeld het veranderen van een "shotveld" in een terrein voor woonbebouwing. Er is sprake van dat bij de dienst jeugd en sport een recreatie-ambtenaar wordt benoemd. U zult wel van mij willen aanne men dat dit een zeer belangrijke aangelegenheid is. Ik denk wel dat dit een overheveling van taken met zich mee zal gaan brengen en ik zou er dan ook voor willen pleiten een aantal elementen op het gebied van speel- en groenvoorzieningen, dat nu onder beplantingen ressorteert, in de toekomst naar de dienst jeugd en sport over te hevelen om het winkeltje van de heer Van Graafeiland wat meer samenhangend te ma ken. Dat betekent wel dat hij bij de gebiedsoverdracht wat ons betreft de speelzalen naar onderwijs en het J.A.C. naar maatschappelijke dienst verlening mag overhevelen. De heer VAN DONGEN: Na alle gemaakte opmerkingen, die vast en zeker positief zijn bedoeld, wil ik proberen met dit korte verhaaltje in beeld te brengen wat er werkelijk gebeurt. Als ik luister krijg ik soms het gevoel dat er helemaal niets meer goed is en vraag ik mij af hoe groot het verlanglijstje nu eigenlijk is. Ik heb daar alle be grip voor, want wij leven in de tijd van Sint Nicolaas. Het wordt mis schien wat eentonig, maar het is wel gemeend. Er wordt onder moeilij ke omstandigheden vreselijk hard gewerkt, want naast het streven naar welvaart komt nu steeds meer het begrip welzijn in beeld en dat is al tijd sterk persoonsgebonden. Toen in 1960 de beslissing werd genomen tot realisering van een sportcentrum te komen, werd dat door vele Bre- danaars niet in dank afgenomen. Er waren voor de burgers belangrijker dingen, maar nu zouden wij wensen meer sportruimte te hebben. Nog steeds is deze dienst in competitie met andere diensten, nog steeds is het een afwikken en een afwegen en nog steeds domineert op een gegeven moment misschien een te grote welvaart. Er is bijvoorbeeld vaak een keuze tussen een goede nieuwe brug of een nieuwe weg en een aantal sportvelden, "shotvelden" en andere speelgelegenheden. Er is een keu-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1096