1101 21 NOVEMBER 1975 den. Zowel voor de heer Veelenturf als voor de heer S uurmeijer geldt echter dat ik in algemene zin nog eens de nadruk wil leggen op hetgeen door mij bij de algemene beschouwingen is gezegd. Ik wil de directe problematiek in de diverse sectoren nog eens onder de aandacht brengen, maar het kan aan de andere kant niet de bedoeling zijn dat ik daar nog een keer uitgebreid op inga. Wel is er een aantal concrete vragen, on der andere met betrekking tot de kantorennota, uit voortgevloeid. Wij trachten inderdaad de kantorennota in februari 1976 in de raad te bren gen. De gang van zaken -- waarbij ik meteen de vraag van de heer Van Male kan betrekken -- heeft inderdaad iets weg van een vicieuze cirkel. Men kan moeilijk tot acquisitieve activiteiten komen als men niet de beschikking heeft over een produkt. Het produkt dat de gemeen te in dit verband heeft aan te bieden is grond op een bepaalde plek en men kan niet op de acquisitieve toer gaan, wanneer men niet daadwer kelijk kan aangeven op welk moment welke grond voor wie ter beschik king staat. Precies hetzelfde heb ik in kleiner verband ook al eens ge zegd: wanneer men peperkoek verkoopt doch alleen een hoop kruimels heeft en stelt: "u mag ze hebben, maar ik zal er eerst nog even peper koek van moeten maken", jaagt men de klanten de deur uit. Dat geldt ook voor het verkopen van grond en derhalve voor het verkrijgen van werkgelegenheid. Het is dan ook erg moeilijk te zeggen hoeveel klan ten er nu voor de deur staan. Men moet op pad en men kan pas goed op pad gaan wanneer men een gevuld koffertje heeft. Dat geldt ook voor kantoorterreinen. De spreiding van rijksdiensten houdt daar ook verband mee. Ook wat dat betreft heeft het college in het verleden de nodige activi teiten ontwikkeld. U weet dat Breda in het algemene spreidingsbeleid buiten de boot is gevallen. Ik ben het met u eens dat Breda, als de amb tenaren in Den Haag zouden mogen kiezen -- en wellicht wordt het be leid in dat opzicht wat genuanceerder dan tot nu toe is gevoerd --, heel hoge ogen gooit, gelet op de relatie die met de Randstad kan be staan. Wij hebben nogal nadrukkelijk aan het E. K.P. -- dat is het expeditieknooppunt van de P. T.T. -- getrokken. De plaatsbepaling door de P. T. T. van de diverse expeditieknooppunten houdt natuurlijk verband met het totale landelijke net dat men terzake gaat opbouwen. Wat dat betreft lijkt het erop dat het aantal E.K.P. 's mede om budget taire redenen zal worden verminderd en het is niet zo zeker dat Breda dan nog zulke hoge ogen gooit als wij hadden verwacht. Dit betekent dat er in werkgelegenheidsopzicht zeker het nodige aan zal worden ge daan omdat een en ander op part-time basis een heel belangrijke bijdra ge tot de werkgelegenheid kan leveren, maar de slagingskansen zijn op dit moment nog niet te overzien. Wat de heer Veelenturf met het terrein bij Dorst bedoelde is mij niet duidelijk, maar misschien kan hij dat in tweede instantie nog even vragen. De heer Veelenturf is wederom uitgebreid op de voor- en na delen van het sociaal statuut ingegaan. Ik heb dat naar aanleiding van de begrotingsbehandeling 1974 in deze raad gedaan en achtte het niet nodig daar nu weer uitgebreid op in te gaan. Ik ben dat eerlijk gezegd ook nu niet van plan. Als een dergelijk sociaal statuut een bijdrage zou

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1101