17 FEBRUARI 1975
110
dat ten aanzien van dit punt uit de woorden van de wethouder een te
passieve benadering klinkt,
In de commissie hebben wij getracht uitvoerig in te gaan op het
stadsvernieuwingsbeleid. Wethouder Van Graafeiland wilde daar niet
aan en dat is ook de reden waarom onze opmerkingen wat korzelig
zijn overgekomen. Met name geldt dit voor de sociale kanten. Nu
hebben wij gehoord dat er op dit gebied meer is gebeurd dan in de com
missievergadering is meegedéeld eö als daarvan in de commissie: medede
ling was gedaan, hadden wij ons iets anders kunnen opstellen. Niette
min heb ik er nog een aantal vragen over.
De grondprijs heb ik al genoemd, want daarbij komt duidelijk
naar voren dat de financieel-economische aspecten prevaleren. Ik
vind het zeer juist dat openbare werken en de initiatiefnemers met de
woningbouwverenigingen gaan praten, maar wat ons betreft had dit
veel eerder moeten gebeuren.
Wat betreft de afspraken met de bewoners hebben wij teruggegre
pen op een afspraak in een schrijven van 28 januari, terwijl wij in een
eerder stadium al van de bewoners hadden begrepen dat de belofte in
hield dat in de eerste helft van januari begonnen zou worden met het
voeren van individuele gesprekken. Tot aan het einde van de maand
hebben de bewoners niets gemerkt en ik meen dat in de commissiever
gadering ook de heer Lambregts deze vraag heeft gesteld. Hij heeft
ook duidelijk naar de datum verwezen en op die vraag is ook geen dui
delijk antwoord gekomen.
In het voorontwerp van wet op de Stadsvernieuwing wordt gespro
ken over een sociaal plan. Wij hebben er met instemming kennis van
genomen dat er een werkgroep is gevormd, wij vinden het alleen jam
mer dat het een ambtelijke werkgroep is, maar toch is er sprake van
een vooruitgang. Wij zouden het plezierig vinden als ook anderen daar
in zouden kunnen participeren, waarbij ik denk aan de bewoners. Wel
licht is dat de bedoeling voor een verdere fase. Hierbij zou kunnen wor
den gedacht aan een team zoals dat is gevormd uit bewoners van de
Hoge Vucht, want daar hebben wij een aardige leerschool doorlopen
als het gaat om de wijze waarop de sociale planning moet plaatsvinden.
De wethouder heeft ruiterlijk toegegeven dat de inspraak een
moeilijke zaak is en dat hij er nog niet helemaal uit is. Bij de algeme
ne beschouwingen is al gezegd dat dit de reden was om te pleiten voor
een deskundige begeleiding en in het amendement is dat ook nog eens
vastgelegd. Er zijn instellingen in het land die hierbij kunnen helpen
en misschien is het zinvol binnen de exploitatie van het gebied een
krediet uit te trekken om deskundige begeleiding, met name waar het
gaat om inspraak van de vroegere en de huidige bewoners, aan te trek
ken.
Het komt mij vreemd voor dat er geen enkele verplichting bestaat
als aannemers en een architectenbureau geruime tijd, langer dan een
jaar, bezig zijn. Het is merkwaardig dat daar geen bepaalde verplich
ting tegenover staat, terwijl ik het ook vreemd vind dat nu pas zal wor
den gevraagd naar een programma van eisen. Ik vind dit een rare zaak
en ik kom er niet uit.
De wethouder heeft het nodige gezegd over ons amendement en
ik geloof niet dat hij het heeft kunnen weerleggen. In tweede instan
tie heb ik al de overwegingen gegeven die ons ertoe hebben geleid de
ze amendementen te formuleren en ik wil het hier dan ook bij laten.
De VOORZITTER: Ik heb begrepen dat u tevreden bent over het
antwoord, dat de korzeligheid wat is verdwenen, maar dat u het amen-