1117
21 NOVEMBER 1975
De heer VAN BANNING: Ik had in het geheel niet de intentie
tijdens deze begrotingsbehandeling het woord te voeren. Het was mij
bekend dat allerlei facetten die hier aan de orde zouden komen, in
goede handen zijn bij het team waartoe ik behoor. Derhalve was het
eigenlijk onnodig iets te zeggen, maar nadat ik alles wat hier dezer
dagen ter sprake is gebracht nog eens had overwogen, kon ik het toch
niet nalaten met de oppositie over aangelegenheden, de economische
orde betreffende, van gedachten te willen wisselen. Ik had gehoopt dit
met de oppositie te kunnen doen gedurende de tijd waarin ik vandaag
de kans had rustig uit het vuistje een broodje te nemen. Edoch, ik heb
mij laten vertellen dat de oppositie door het Verre Oosten werd gevoed
en ik constateer zelfs dat nog niet iedereen --ik weet niet waarom --
in de gelegenheid is geweest op tijd terug te keren.
Tijdens deze begrotingsbehandeling heb ik opmerkingen ge
hoord over mensen die aandelen hebben. Ik heb geen aandelen en als
ik dus over economische zaken spreek, doe ik dat niet omdat ik ergens
aandeelhouder van ben ik heb zelfs niet eens een aandeel in de
Pluu --, zodat ik meen van onverdachten huize te zijn. Aan de andere
kant kan ik ook niet, zoals één van de leden van het college, zeggen
dat ik vijftien jaar lang de fabriekspoort heb gepasseerd. Ik heb wel
met andere poorten te maken gehad en van tijd tot tijd was daar een
of de tap toé. De reden dat ik het woord heb gevraagd is echter dat
ik er uit hoofde van de opdracht die de raad mij heeft meegegeven, be
hoefte aan heb een enkel woord te zeggen. Ik geloof dat ik de plicht
heb dat te doen en dat ik het ook met recht en reden doe, omdat ik
vertegenwoordiger van de raad in het industrie- en havenschap Moerdijk
en in de BRIM ben terwijl ik daarnaast in de commissie voor econo
mische zaken nog wel het een en ander beluister.
Ik maak mij nogal eens zorgen. Als ik de debatten beluister
-- vooral in het begin --, merk ik dat men nogal fel is. Dit is mis
schien positief te waarderen, want jongere mensen plegen nogal eens
hard van stal te gaan. Het is misschien ook goed voor een ombuiging
maar aan de andere kant geloof ik dat het ook verstandig is nog eens
met een deftige uitdrukking -- d tête reposée over alle grote pro
blemen na te denken en te spreken. Dezer dagen heb ik gelezen en ge
hoord dat bij de P. P. R. de wens bestaat ondernemingsraden om te bui
gen tot personeelsraden: men vindt het nodig een voorzitter uit de leden
te laten kiezen. Voorts heb ik vernomen dat men een sociaal statuut
wenselijk acht, in welk verband ik overigens niet wil zeggen dat het
niet redelijk zou zijn dat te overwegen. In ieder geval heeft men een
uitgebreid pakket wensen, maar ik vraag mij af of het wel verstandig
is dit alles dwingend te verkrijgen en of het niet beter is een en ander
in het kader van een overlegsfeér tot stand te brengen. Wij zien dat
mensen met een veel grotere deskundigheid dan waar wij over beschik
ken, een waarschuwende vinger opheffen en dat men het in belangrijke
colleges van staat, alsmede in de sociaal-economische raad niet eens
kan worden. Tegen die achtergrond zouden wij, die zeker primair zijn
belast met de verantwoordelijkheid voor de gang van zaken in Breda,
op ons niveau de nodige reserves en de grootste voorzichtigheid moeten
betrachten.