1119 21 NOVEMBER 1975 Wij zijn ook samen op pad geweest om de problemen met de vertegen woordigers van het open jongerencentrum en het jeugd- en jongeren centrum te bespreken. De standpunten van V. V. D. en C. D. A. zijn in dezen exact gelijkluidend. Mijn opmerkingen over het J. A. C. betreft niet de tweede be roepskracht, over wie in eerste termijn al is gesproken: thans wil ik in gaan op de plaats in de gemeentelijke organisatie. Sedert de oprichting van het J. A. C. tot nu toe heeft dit instituut onder dienst jeugd en sport geressorteerd. Naar mijn stellige overtuiging is dit een onj uiste situatie. Diverse malen is er van de kant van de V. V. D. - fractie op aangedrongen het J, A. C. als begeleidings- en subsidieproject over te hevelen naar ae afdeling sociale dienstverlening. De argumenten hiervoor, die het col lege bekend zijn, komen erop neer dat het J. A. C. Inhoudelijk veel meer en veel belangrijkere aspecten in zich heeft die op het terrein van de sociaal-maatschappelijke zorg liggen dan aspecten die het tot een project van jeugd- en jongerenwerk stempelen. Onlangs heeft de professionele werker van het J. A. C. de klacht geuit dat door deze organisatorische structuurfout het J. A, C. nadelen ondervindt. Evenals zij dit in het afgelopen jaar heeft gedaan, pleit de V. V. D. - fractie ervoor het J. A. C. over te hevelen van de portefeuille jeugd, sport en recreatie naar de portefeuille sociale zaken en maatschappelijke dienst verlening. De heer LAMBREGTS: In de eerste plaats zou ik dank willen uitspreken voor de veelheid van antwoorden die de wethouder ons heeft doen toekomen. Desondanks bestaan er bij mij nog enkele onduidelijk heden. Zo zou ik graag een iets concreter antwoord met betrekking tot de uitbreiding van het sportcentrum willen hebben. De wethouder heeft aangevoerd dat daarbij allerlei factoren een rol spelen, maar ik zou hem willen vragen of hij iets concreter kan zijn door bijvoorbeeld aan te geven op welke wijze het college, als de D. A. C. W. -subsidie achter wege blijft, eventueel toch met de uitbreiding van het sportcentrum een begin wil maken. Ten aanzien van de peuterspeelzalen heb ik gevraagd of er iets over de eventuele inwerkingtreding van de definitieve regeling te zeggen valt. In de derde plaats wil ik nog even op de Pluu terugkomen. De oorzaak daarvan is misschien dat de wethouder zijn opmerkingen over dit onderwerp in korte tijd moest afronden. Wij weten natuurlijk dat er door de verduidelijking van het standpunt van C. R. M.die de staats secretaris heeft gegeven, een geheel andere situatie is ontstaan. Ook is het duidelijk wat de houding van het college tegenover de kwestie- de Pluu is. In tweede instantie zou ik willen vragen of de wethouder iets meer zou kunnen zeggen over de tijdsfactor, waarover ik ook in eerste instantie een vraag heb gesteld, in welk verband ik ook het contact met openbare werken heb gememoreerd. Ook zou ik graag ver nemen -- ik denk daarbij terug aan de voorgeschiedenis -- in hoeverre er in verband met het "terugdringen" van het program van eisen een kans van slagen ten opzichte van de Pluu is. Ik vraag mij af of daar omtrent duidelijker uitspraken kunnen worden gedaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1119