Ill 17 FEBRUARI 1975 dement handhaaft. De heer HOUBEN: De korzeligheid was meer veroorzaakt door de wijze waarop in de commissievergadering informatie was verschaft en waarop die informatie was neergelegd. Wij vinden het aantal uit gangspunten te grof en wij hebben in het amendement andere uitgangs punten genoemd en een nadere verfijning gegeven. Wij handhaven dus ons amendement. De heer BRUMMELKAMP: Ik wil nog even ingaan op het punt van de rechtszekerheid dat zojuist door de wethouder is genoemd. Een be stemmingsplan is een schepping van de wetgever om de gemeente machtsmiddelen te geven om vast te stellen hoe een bepaald gebied ingericht moet worden. De enige rechtszekerheid die een burger of een belegger eraan kan ontlenen is gelegen in het feit dat een plan niet anders kan worden uitgevoerd dan het door de raad is vastgesteld, zo lang er geen ander plan wordt gemaakt. De wet voorziet daarin ook, want de wet schrijft voor dat een plan minstens één maal per tien jaar moet worden herzien, zo lang de definitieve bestemming niet is gerealiseerd. Dit betekent dat een burger of belegger geen aanspra ken kan ontlenen aan een plan zoals het op bepaald moment wordt vastgesteld. Zij moeten rekening houden met in de loop der tijden aan te brengen wijzigingen. Overigens heeft iedere burger en dus ook de belegger de mogelijkheid om via de uitvoerige beroepsprocedure die in de wet op de Ruimtelijke Ordening is opgenomen zijn belangen te bepleiten. Ik geloof dan ook dat wij verder kunnen gaan en het colle ge kunnen vragen met de belegger te gaan praten. De belegger heeft zich nog nooit over deze voorstellen gebogen en wellicht voelt hij er iets voor. Voor de bewoners van de 97 woningen boven de showrooms van het plan-Koegenboeg wordt het juist aangenamer daar te wonen als er geen verkeersweg loopt. Voor een belegger is dat ook aantrekke lijk. Ook in onze voorstellen blijft de bereikbaarheid gewaarborgd, er komt alleen geen doorgaand verkeer langs. Voor het overige zijn de voorzieningen niet veranderd en er is dus sprake van een uitstekende bereikbaarheid. De belegger komt dus niet geheel in de kou te staan. Daarnaast speelt de vraag of de belangen van de belegger blijven pre valeren boven de belangen van de toekomstige bewoners van de wijk. De inzichten van de plannenmakers zijn nu eenmaal aan wijzigingen onderhevig. Nu de raad het aangewezen orgaan is om een bestemmingsplan vast te stellen wil ik een beroep doen op de andere fracties om, voor al in het belang van de toekomstige bewoners van dit gebied, ons amen dement te steunen. De heer TEN WOL,DE: Ik ben blij met de toezegging van de wet houder dat het totale plan een versnelling zal ondergaan als het om de uitvoering gaat en ik vind het erg gelukkig dat het plan zal worden in gepast in de filosofie aangaande de binnenstad. In het amendement van de P. v. d. A. en de P. P. R.dat ik in het licht van hetgeen ik zojuist heb gezegd wil beoordelen, wordt ge sproken over uitgangspunten. Eén van de uitgangspunten is dat een goe de inpassing in de bestaande bebouwing gewaarborgd dient te zijn. Ik meen dat de wethouder dit reeds heeft toegezegd en de inpassing in de bestaande bebouwing iijkt mij geen herzien uitgangspunt, want het is al vervat in het plan zoals het ter tafel ligt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 111