21 NOVEMBER 1975 1122 zoek van onze kant voor het houden van een gezamenlijke vergadering met de commissie voor jeugd, sport en recreatie, waarop eveneens nog steeds geen reactie is gekomen. Daarnaast wijs ik erop dat de commissie voor onderwijs -- dit was één van de weinige keren dat zij een unanieme uitspraak heeft gedaan -- heeft geadviseerd dit onderdeel van het be leid naar de sector onderwijs over te hevelen. Ik vind het een vervelende gang van zaken dat het college het advies van de commissie eigenlijk naast zich neer heeft gelegd en er verder nauwelijks een woord aan heeft gewijd. Wethouder Van Graafeiland heeft gezegd dat de mate van in spanning van de kindercentra hem tegenvalt. Ik vind dit een pijnlijke manier van uitdrukken in de richting van de kindercentra, terwijl men daar toch verleden jaar reeds vóór de begrotingsbehandeling met een enorme inzet is begonnen de zaak van de kindercentra bij de gemeente te bepleiten. Men heeft geprobeerd de gemeente door middel van ge sprekken en allerlei andere dingen die men organiseerde, bij de pro blemen te betrekken. De gemeente is daar op ingegaan en heeft mis schien een gedeelte van het initiatief overgenomen. Ik vind het even wel een onjuiste manier van zeggen wellicht heeft de wethouder het ook niet zo bedoeld dat de mate van inspanning van de kindercentra tegenvalt. Naar aanleiding van de diverse reacties bij de peuterspeelza len krijg ik het gevoel dat het beleid van dit college de kindercentra enigszins frustreert, doordat er steeds naar wordt verwezen dat het minis terie van C.R. M. maar niet over de brug komt. Ik meen dat het col lege dan ook voldoende initiatieven moet nemen om C.R. M. over de brug te laten komen. Br zijn uitspraken in de Kamer gedaan, waarop wij aan de hand van ons beleid en onze verantwoordelijkheid kunnen gaan reageren. Ik vind dan ook dat niet altijd maar moet worden afge wacht wat het beleid van C. R. M. zal zijn, maar dat wij in Breda zo wel van de kant van de onderwijssector als van de kant van de sector jeugd, sport en recreatie duidelijk een initiërend beleid zouden moeten voeren. Wij zouden activiteiten moeten ontplooien om goede instel lingen als de peuterspeelzalen zo goed mogelijk te regelen. De heer VAN MALE: Ik zou graag een reactie op de woorden van de wethouder willen geven. In de eerste plaats iets over de kermis. Kennelijk heeft de wethouder verleden jaar mijn vraag niet begrepen. Wij vroegen toen duidelijk om een onderzoek naar ieders mening -- dus ook van het publiek over de plaats van de kermis in Breda. Overigens wacht ik met vertrouwen het door de wethouder toegezegde verslag over dit onderwerp af. In de tweede plaats iets over de V. V. V. De wethouder heeft mij aangeraden te trachten medezeggenschap te verkrijgen door op een of andere manier deel van het bestuur te gaan uitmaken. Ik weet niet noe dit bestuur is samengesteld: het is mij onbekend of daarin -- om met de heer Geene te spreken --de Veertig van Breda het te zeggen hebben of dat de Veertien er ook in vertegenwoordigd zijn. In ieder geval zal ik wel eens uitzoeken of er in dezen een mogelijkheid is. Het dercfe onderwerp dat ik aan de orde wil stellen wordt ge- vomd door het vliegveld Seppe. De wethouder heeft gezegd dat de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1122