1123
21 NOVEMBER 1975
doelstellingen sinds de oprichting een andere kant op zijn gegroeid en
dat er sprake is van een natuurlijke groei naar een recreatieve toestand.
In dit verband vraag ik mij evenals verleden jaar af of de bijdragen aan
dat vliegveld, als die nog moeten worden gegeven, wel bij economische
zaken thuishoren en of zij niet beter van een andere sector deel zouden
kunnen uitmaken.
Ten vierde constateer ik dat uit de antwoorden van de wethouder
blijkt dat hij geen behoefte heeft aan een "ombudsman" voor econo
mische aangelegenheden bij' BRIM of E. Z. Dit zal betekenen dat het
college achter ae feiten blijft aanlopen en pas iets hoort als er iets mis
is, zodat het een kwesrie van blussen en niet van preventieve maat
regelen blijft.
Tevreden kan ik zijn met de toezegging van de wethouder dat
hij ernstig wil'overWegen of er een mogelijkheid is tot coördinatie tus
sen bestaande instituten die zich met de werkgelegenheid bezighouden.
Wij kunnen ons volledig vinden in de opmerking van de wethouder dat
die instituten hun eigen functie moeten blijven hehouden, maar dat
moet worden nagegaan of coördinatie mogelijk is. In aansluiting hier
op wil ik iets zeggen over de veelgehoorde kreet dat een sociaal statuut
altijd een negatief effect zou hebben en wellicht arbeidsplaatsen zou
afstoten. Dit hoeft volstrekt niet het geval te zijn. Wij zijn nog steeds
van oordeel dat een eventuele coördinatiecommissie zou kunnen bekij
ken hoe een dergelijk statuut er uit zou dienen te zien, juist voor Breda.
Er zou best een andere vorm kunnen worden gevonden dan bijvoorbeeld
in Rotterdam bestaat.
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Ik moet de heer Koertshuis
teleurstellen: zijn vragen zijn in eerste termijn beantwoord, zodat ik
hem naar de notulen zou willen verwijzen.
De heer Lambregts heeft nog drie problemen aan de orde ge
steld, in de eerste plaats net in werking treden van de definitieve
regeling inzake de kindercentra. Wij hebben in de brief in de richting
van de commissie geschreven dat wij gefaseerd naar 50% toe zullen
werken. Ik hoop dat wij die richting in 1977 kunnen inslaan, maar ik
kan niet toezeggen dat wij in 1977 50% zullen halen, aangezien ik dat
niet verwacht. Naar ik meen zal het toch zeker in 1978/1979 worden.
Voorts heeft de heer Lambregts om een hardere toezegging
met betrekking tot het sportcentrum gevraagd. Ik meen een en ander
in de goede lijn te hebben geplaatst. Een verdubbeling van de capaci
teit van het sportcentrum behoort niet tot de uit te voeren projecten
binnen de budgettaire ruimte voor 1976. Wêl zijn wij van mening dat
er meer projecten moeten worden voorbereid dan wij op dit ogenblik
meteen budgettair kunnen dekken. In de eerste plaats kunnen namelijk
de voorbereidingstijden verschillen, terwijl het in de tweede plaats
mogelijk is dat men voor het ene project wel en voor het andere geen
D. A. C. W. -subsidie krijgt. Op grond daarvan hebben wij enkele pro
jecten in voorbereiding genomen en daartoe behoort het sportcentrum.
Ik kan echter nog geen enkele concrete datum -- bijvoorbeeld met be
trekking tot het begin van de bouw noemen, aangezien ik een en
ander daarvoor niet voldoende kan overzien.