21 NOVEMBER 1975
1124
De heer LAMBREGTS: Betekent dit dat wij, als er geen
D. A. C. W.-subsidie zal worden gegeven, voorlopig geen verdubbeling
zullen zien? Dit maak ik althans min of meer uit de woorden van de
wethouder op. Ik kan mij voorstellen dat hij op dit ogenblik niet kan
zeggen dat het gebouw er bijvoorbeeld op 18 april 1978 zal staan. Het
is echter denkbaar dat de wethouder zou zeggen dat bijvoorbeeld aan
1977/1978 wordt gedacht, maar omdat hij zich daar thans volstrekt niet
over uitlaat, ben ik bang dat hij van mening is dat er op verstrekking
van D. A. C. W.-subsidie moet worden gewacht en dat er pas daarna
iets kan worden ondernomen. Het is overigens mogelijk dat ik het ver
keerd heb begrepen.
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Een project kan voorbereid
zijn en dat is op zichzelf een gunstig gegeven. Wij gaan natuurlijk geen
projecten voorbereiden waarvan wij niet vinden dat zij in de zeer na
bije toekomst zullen moeten worden verwezenlijkt. Dat betekent dat
zij toch wel over enige jaren aan bod zullen moeten komen, binnen de
capaciteit of met behulp van D. A. C. W. -subsidie. Zo is in feite de situatie.
Ik kom toe aan enkele opmerkingen over de Pluu. Ik zal nog
eens met mijn collega Van Dun en met de dienst openbare werken nagaan
in hoeverre wij iets aan de tijdsfactor kunnen doen, voor zover deze al
thans door openbare werken wordt bepaald, want dat is niet in alle geval
len zo. Met betrekking tot de kans van slagen van de Pluu wijs ik erop
dat de motie is overgenomen en dat er in de afgelopen maanden in de
richting van de Pluu activiteiten zijn ondernomen. Voorts constateer ik
dat het college heeft toegezegd dat het, als het minimumprogramma
zowel inhoudelijk als financieel wordt bekeken en budgettair kan wor
den ingepast, al het mogelijke zal doen om deze budgettaire inpassing
ook inderdaad tot stand te brengen. Men moet van ons echter niet ver
wachten dat wij op een ogenblik waarop wij nog geen inzicht hebben
in de totale kosten van een minimumprogramma dat aan de minimum
eisen voldoet, reeds besluiten dat wij dat programma wel even zullen
uitvoeren. Een dergelijk besluit zou niet passen in de gezamenlijke
financiële methodiek die wij wensen toe te passen. Ik hoop nu namens
het college duidelijk te hebben gemaakt hoe naar onze mening aan dit
punt prioriteit moet worden gegeven.
De heer Martens heeft nog eens gevraagd hoe het gesteld is
met het onderzoek inzake de vestiging van sportaccommodaties in de
wijken. De voorzitter verweet mij datik veel te veel vragen had beant
woord, maar als ik er dan één vergeet, komt die ook onmiddellijk in
tweede termijn terugDeze vraag had ik inderdaad vergeten. Ik wijs
erop dat er een onderzoekje is dat niet zo zeer op de onoverdekte als
wel op de overdekte sportaccommodaties in de wijken betrekking heeft.
Eigenlijk heeft men ook geen onderzoek nodig: men hoeft alleen maar
Breda een beetje te kennen en te weten waar sportaccommodaties lig
gen, want dan weet men tevens waar zij niet liggen en waar zij dus
nog zouden moeten komen. Op zichzelf is dat niet zo ingewikkeld,
maar wanneer er een sportvoorziening moet worden gerealiseerd, dient
er altijd een onderzoek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
plaats te vinden. Daarop vooruitlopend, hebben wij getracht een en
ander gecoördineerd in eén rapportje tot stand te brengen. Die resul-