1141
21 NOVEMBER 1975
andere projecten. Mocht ons daar blijken dat ons vanuit de optiek van
de commissie herstructurering weinig kan worden geboden, dan moeten
wij misschien alsnog in overweging nemen of wij onze projecten ook in
Brussel moeten aanmelden.
Vervolgens heeft de heer Van den Wijngaard gevraagd of er al
iets bekend is met betrekking tot de rapportage van de commissie-
Dobbelaar. Dit houdt verband met de kwestie van artikel 8, waar wij
elk jaar over spreken. Ik kan hierover zeer kort zijn: hier is nog geen
enkele uitspraak over gedaan, er is nog geen interimrapportage.
Een volgende vraag was hoe wij de overcapaciteit van het
slachthuis gaan gebruiken en of wij bereid zijn deze voor de volle
100% te gaan benutten. Ik kan zeggen dat dit laatste uiteraard in ons
voornemen ligt, maar dat het in deze "bedrijfstak" ongebruikelijk is
dat slachthuizen zelf acquisitie verrichten. Overigens is het slachthuis
in Breda uigerust met moderne technieken en voldoet het aan zeer hoge
kwalificaties van netheid, hygiëne etc.zodat het per definitie door
de gebruikers zal worden gezocht. In belangrijke mate zal dan ook de
marktpositie van de gebruikers bepalend zijn voor de mate waarin wij
voor uitbreiding van activiteiten in aanmerking komen. In ieder geval
zal dit van de kant van het slachthuis zeer positief worden ondersteund.
De heer Van den Wijngaard heeft gevraagd of het college zich
bewust is van het grote aantal arbeidsplaatsen dat in de regio door het
slachthuis wordt "ingevuld". Ik geloof dat het college zich daar uiter
mate goed van bewust is. Wij streven naar contuiteit van het slacht
huis, een situatie die overigens elders om andere redenen wel anders is.
Vervolgens heeft ae heer Van den Wijngaard enkele vragen
over het vervoerbedrijf gesteld. Hij heeft gezegd dat het jaar 1976 zijns
inziens een betrekkelijk grote rust met zien mee zal brengen, in welk
verband ik het in genen dele met hem eens ben. Nadat de raad enige
tijd geleden een nota met betrekking tot het ophalen van het huisvuil
had aangenomen, is weliswaar enige rust opgetreden, maar in die nota
is meteen al aangekondigd dat de weinige lucht die wij daardoor krijgen
direct zal worden gebruikt om een follow-up onderzoek op het gebied
van de containerisatie in te stellen. Zoals men weet hebben wij met de
containerisatie de afgelopen jaren een enorme voortgang gemaakt, het
geen wellicht tot resultaat heeft gehad dat er hier en daar een tekort is,
zodat het gewenst is op sommige plaatsen een tweede container neer te
zetten. Ook heeft de directie het voornemen een onderzoek naar de
optimalisering van de straatveegdienst in te stellen, waarop ik straks
in ander verband nog terugkom. Uiteraard zal het onderzoek op het ge
bied van de straatveegdienst ook betrekking hebben op het voetgangers-
domein, alsmede op ae pleinen en de winkelcentra. Overigens -- ook
dat is verleden jaar aan de orde geweest -- is het een gigantische taak
de straten zeven dagen per week schoon te houden. Dit is alleen moge
lijk, als de mentaliteit van de bewoners ertoe bijdraagt dat de stad zo
schoon mogelijk blijft.
Met betrekking tot de vuilstort wil ik kortheidshalve verwijzen
naar de brief die in de commissie kortelings door het bedrijf aan de orde
is gesteld. De onderhandelingen met de Grontmij verkeren in een af
rondingsstadium. Aangezien deze kwestie zeer snel in de commissie
aan de orde zal komen naar ik vermoed in januari --, kunnen wij