21 NOVEMBER 1975 1142 er bij die gelegenheid verder over spreken. Voorts heeft de heer Van den Wijngaard een vraag over het voor 100% benutten van de werkplaats van het vervoerbedrijf gesteld. Ik kan mededelen dat er de afgelopen week onder leiding van deze wet houder een gesprek is gevoerd, waarbij nagenoeg alle diensthoofden en directies van de verschillende bedrijven aanwezig waren. Bij die ge legenheid hebben wij over samenwerking én dienstverlening ten op zichte van elkaar gesproken. Er vindt al heel veel plaats: net ene be drijf werkt voor het andere bedrijf en soms worden onderhandse diensten verricht, maar dat neemt niet weg dat er ook hiaten zijn, die overigens wel bekend zijn en waarop de heer Van den Wijngaard naar ik meen ook al enigszins heeft gedoeld. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat het goed en bevorderlijk voor de onderlinge communicatie zou zijn als er eens een inventarisatie zou worden gemaakt deze zal overigens aan het eind van dit jaar gereed zijn van de vraag en aanbod bij de ver schillende bedrijven. Daarbij kan worden vastgesteld wat men voor el kaar kan doen en welke dienstverlening men elkaar kan bieden. Een en ander heeft uiteraard betrekking op mensen, middelen en diensten. Ook zal bij de inventarisatie aandacht worden geschonken aan de vraag wat de externe geldstroom is, wat er naar buiten gaat en welke dienstver leningdoor de verschillende bedrijven extern wordt gekocht. Wanneer deze gegevens voorhanden zijn, kunnen wij verder spreken en het ligt dan ook in ons voornemen hierop in januari door te gaan. Dingen als een autowasmachine, alsmede materieel en mankracht die de dienst beplantingen extern van derden huurt zijn met dit alles verweven. Dergelijke situaties zijn door allerlei oorzaken historisch gegroeid. Dit kan verband houden met een zekere specialisatie, maar er zijn uiter aard ook andere oorzaken te noemen. Wanneer nu dit alles wordt ge- inventariseerd, ontstaat er een veel groter inzicht in alle mogelijk heden die er zijn. Sprekend over de brandweer, heeft de heer Van den Wijngaard naar de route voor gevaarlijke stoffen gevraagd. Dit punt is nog in studie, waarmee wordt aangeduid dat ae route nog niet gereed is. Het belangrijkste struikelblok op de weg naar een regeling wordt gevormd door de omstandigheid dat de route voor gevaarlijke stoffen voor een groot gedeelte langs rijkswegen zal moeten worden aangeduid en dat ae gemeente zonder overeenstemming geen route over de rijkswegen mag aanduiden. Hierover wordt overleg gepleegd, dat naar ik aanneem snel zal worden afgerond. Ook heeft de heer Van den Wijngaard met betrekking tot de^ uitbreiding met zes man over de kwestie 66/64 uur gesproken. Het één heeft inderdaad relaties met het ander. Bij de behandeling van het door de heer Martens ingediende amendement kom ik hierop nog terug. Over het laatste besluit van het stadsgewest met betrekking tot de situatie bij de brandweer in Breda kan ik het volgende zeggen. Het is mijns inziens in eerste instantie de verantwoordelijkheid van het stadsgewest of het het aanbod van Breda al dan niet wil accepteren en nuttig acht. Ik geloof dan ook dat het stadsgewest zich over de consequen ties moet beraden en zich moet afvragen wat het nu te doen staat. Deze wethouder is in hetzelfde besluit recentelijk benoemd tot lid van de bestuurscommissie die zich met deze aangelegenheid gaat belasten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1142