21 NOVEMBER 1975 1148 nog terug. De heer Visser heeft voorts een wens met betrekking tot het nieuwe onderdak voor het museum uitgesproken. Ik acht de door hem bedoelde mogelijkheid niet aanwezig. Het zou natuurlijk zeer toe te juichen zijn als er in de komende drie jaar ook nog een oplossing zou worden gevonden voor de moeilijke situatie van de accommodatie van het stedelijk museum, maar het college heeft het bestuur van het museum duidelijk te verstaan gegeven dat het daar niet vóór 1985 op moet rekenen. Elke dag dat een oplossing eerder zou kunnen worden gereali seerd, is meegenomen, doch op dit ogenblik wil ik een vroegere oplos sing bepaald niet in het vooruitzicht stellen. Van groot belang is -- de heer Suurmeijer is daarop ingegaan dat er eerst een inventarisatie van het museumbezit wordt gemaakt. Een dergelijke inventarisatie stelt het bestuur in feite als primaire voorwaarde voor besprekingen tussen het bestuur en mij over de van de kant van het bestuur uitgebrachte be leidsnota, die ik op onderdelen beslist waardeer. De heer Gielen heeft gewezen op het goede overleg dat in de commissie met tal van directies is gepleegd bij de voorbereiding van deze begroting. Zoals men weet is het gesprek met het W. B. K. op nieuw op gang gekomen. Er worden voorbereidende besprekingen gevoerd over de wijze waarop het W. B. K. voor het geval de raad tot ae instel ling van een artotheek zou besluiten, een soort huishoudelijk reglement zou kunnen vinden inzake de structuur en de opzet van een dergelijk uitleeninrichting. Met betrekking tot de amateuristische zelfwerkzaam heid zou ik de heer Gielen willen verwijzen naar de cultuurnota, waarin deze als prioriteit wordt vermeld. Iets anders is de opmerking dat er geen doelstellingen in aanwezig zouden zijn. Naar ik meen is in deze begroting het financiële begin aanwezig om met betrekking tot een voorwaardenbeleid tot invulling te kunnen komen. Aan de andere kant ligt er ook heel duidelijk een verantwoordelijkheid bij de groepen en verenigingen, die zelf de activiteiten moeten invullen. Een groot probleem wordt gevormd door de Stichting Codefi- catie Volksverhalen, vooral doordat er van de kant van het departement geen of nauwelijks enige reactie komt. Wij hebben tal van malen ge probeerd met het ministerie van C. R. M. in contact te komen. Telkens werden er afspraken gemaakt die vervolgens weer met dezelfde vlot heid op de lange baan werden geschoven. Het is zó ver gegaan, dat het college de vorige maand een brief aan de minister zelf heeft gestuurd waarin dit onderwerp werd aangesneden. Op die manier hopen wij op het ministerie de bereidheid tot stand te brengen om met betrekking tot de toestand van de Stichting Codeficatie Volksverhalen enige dui delijkheid te scheppen. Men heeft kennis kunnen nemen van een arti kel in De Stem van de directeur van de Stichting zelf die min of meer gedreigd heeft dat hij, als het nog erg veel langer duurt, zijn archief zal vernietigen. Ik hoop dat het niet zo ver zal komen en ik vertrouw erop dat nu met medewerking van C. R. M.de provincie en de ge meente een oplossing kan worden gevonden voor dit toch wel zeer be langrijke archief. Laten wij niet vergeten dat bij dit alles in zekere zin een lijdensweg van een persoon betrokken is. Vervolgens iets over de huisvestingsproblemen van de muziek school, die in het nieuwe gebouw zeer goea kan functioneren, hoewel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1148