1155
21 NOVEMBER 1975
waarin moeilijk verder kan worden gewerkt als er geen ruimte is om
in te werken en te repeteren. Het ruimteprobleem is voor deze drie
groepen zeer groot en hoe langer de oplossing daarvan wordt uitgesteld,
hoe moeilijker de groepen het gaan krijgen. Op die manier worden be
langrijke bewegingen binnen het cultuurveld van Breda en daarbuiten
afgeremd en misschien wel onmogelijk gemaakt, hetgeen wij zeer
zouden betreuren.
Tot slot nog iets over de permanente educatie. Naar mijn ge
voel is er enige duidelijkheid ontstaan. Op onze beurt gaan wij nu eens
even aan de rem hangen. Met het oog op de toezegging van de wet
houder dat de interimnota in ieder geval nog in de raad aan de orde zal
komen menen wij er het verstandigst aan te doen de gang van zaken nu
niet voort te laten hollen en de motie aan te houden tot een volgende
bespreking van de permanente educatie.
De heer MARTENS: Op de signalen die mij hebben bereikt
zal ik in de commissie uitvoerig terugkomen.
Ik had niet anders verwacht dan dat de wethouder de aan
vaarding van het door mij ingediende amendement zou ontraden. Ik
neem aan dat hij niet verwacht dat ik het amendement intrek. De reden
dat ik het amendement dan ook wil handhaven is de volgende. Mijns
inziens stond voor 1977 een uitbreiding van de brandweer met zes man
op stapel. Nu doen wij een tussenvoorstel dat voor 1976 een uitbreiding
met drie man plus voor 1977 eveneens een uitbreiding met drie man
inhoudt en dan is dat in strijd met de veiligheid.
De heer VAN DEN WIJNGAARD: Ik zou de wethouder voor
zijn uitgebreide beantwoording willen bedanken. De voornemens van
de wethouder zijn goed, zijn resultaten wacht ik kritisch af. Zakelijk
succes wens ik hem de volgende week in Den Haag toe.
Graag zou ik nogmaals de aandacht van het college willen
vragen voor de simpele vraag van de bewoners van de parallelwegen
van de Liesboslaan inzake de door hen gewenste straatverlichting.
Naar ik hoop komt de oplossing snel.
Met betrekking tot de afdeling brandweer heb ik maar één
zorg. De studies op het gebied van de route voor gevaarlijke stoffen
zijn grotendeels verricht. Wanneer komen de stukken via de college
tafel in de commissie voor de bedrijven aan de orde?
De heer OOMEN: Ik kan het niet laten een reactie te geven
op de opmerkingen van de heer Visser over het amendement dat wij
bij het onderdeel cultuur hebben ingediend. In het bijzonder zijn op
merking over de migrantenraad treft mij heel persoonlijk. Hij be
hoort tot een partij -- de A.R. P. -- waarvan de politiek leider, de
heer Aantjes, op 24 augustus een geruchtmakende rede heeft gehouden.
Ik heb hieruit reeds iets geciteerd, maar misschien heeft de heer Visser
dat niet goed verstaan, want ik praat soms wat vlug. De heer Aantjes
heeft gezegd: "De vreemdelingen worden niet gehuisvest, zij worden
gediscrimineerd en uitgewezen. De heer Visser heeft gezegd dat hij
niet begrijpt dat wij geld voor een migrantenraad willen uittrekken,
hetgeen ik betreur aangezien ik had gehoopt dat hij het wél zou be
grijpen. Misschien maakt de heer Visser zich drukker om het behouden
van "waardevolle" dode dingen in het museum. Wij vinden dat het