1157
21 NOVEMBER 1975
hoeveelheid werk kunnen verzetten, naar ik hoop met vrucht.
De heer Hendriksen heeft gezegd verheugd te zijn dat de ver-
antwoordingsbrief van zijn groepering in discussie is gekomen. Ik moet
bekennen dat dit mij eigenlijk verdriet, want de toonzetting van die
verantwoording was van dien aard, dat ik de discussie als ver beneden
peil heb ervaren. In eerste termijn heb ik over een kentering gesproken
en in dat verband hoop ik dat men respect voor eikaars opvattingen zal
hebben en dat men zal durven te erkennen dat men zakelijke verschil
len van inzicht heeft, maar dat niet van alles en nog wat met
kretologieën zal worden afgekraakt. Ik meen dat die verantwoording
vanavond ter sprake is gekomen. Voor het overige ben ik blij met de
discussie, zodra deze iets constructief kan opleveren. De woorden van
de heer Hendriksen over mijn imago wil ik maar overslaan.
Ik wijs de heer Hendriksen erop dat de cultuurnota geen
"spoorboekje" is waarin men kan opzoeken of iets al dan niet moet
worden gesubsidieerd. De cultuurnota heeft andere pretenties. Als de
heer Hendriksen zegt dat de richting van de cultuurnota hem niet
duidelijk is, hoop ik dat wij nog eens kunnen spreken over de uitgangs
punten, het voorwaardenbeleid en de prioriteiten die in de cultuur
nota worden aangegeven. De beraadslagingen in de commissie zijn
bepaald nog niet afgerond. In de prioriteiten die in de cultuurnota
voorkomen kan men mijns inziens in hoge mate een richting terug
vinden.
In dit verband heeft de heer Hendriksen om een nota van
wijziging op de cultuurnota gevraagd. Het ligt in het voornemen van
het college de cultuurnota in ieder geval van een preadvies te voor
zien, wanneer zij in de raad zal worden behandeld. In het preadvies
zal op de binnengekomen reacties worden ingegaan. Voor zover deze
reacties het college aanleiding geven om wijzigingsvoorstellen over
te nemen, zal men dit duidelijk in het preadvies aantreffen.
Met betrekking tot de schouwburg wijs ik erop dat het gebouw
94 jaar oud is. Het leeft en werkt bij wijze van spreken als een jonge
deem, maar niet alleen het aanbod van toneel doch ook de situatie
van de planken van het toneel waarop moet worden gespeeld levert
problemen op. Hier en daar zijn enige gebreken en zoals ik heb ge
zegd is met de dienst openbare werken contact opgenomen, opdat te
dien aanzien een onderzoek wordt ingesteld. Zodra daaromtrent meer
inzicht bestaat, heeft men er mijns inziens recht op daarover te worden
ingelicht. Ik hoop evenals de heer Hendriksen dat dit vóór de behandeling
van de begroting voor 1977 zal gebeuren, hoewel men er rekening mee
moet houden dat over ongeveer drie maanden de voorbereidingen voor
de begroting voor 1977 reeds een aanvang nemen. Op dat ogenblik
zullen de resultaten van het onderzoek van de dienst openbare werken
nog niet bekend zijn.
Van het aanvaarden van een museumnota is geen sprake en
ik meen ook nimmer te hebben gezegd dat dit wel het geval zou zijn.
Ik heb gezegd dat er, voordat wij over het beleid van het museum
spreken, eerst zal moeten worden geïnventariseerd; het museumbe
stuur deelt deze opvatting. Eén van de aspecten van de museumnota
is juist de vraag hoe men de activiteiten naar buiten kan brengen. Met
het oog daarop is het bedrag van 30. 000, -- aan de begroting toege
voegd. In zoverre staat het amendement van de heer Hendriksen niet