21 NOVEMBER 1975
1178
inzake algemene beleidsuitgangspunten en concrete uitwerkingen daar
van in de sectoren schriftelijk en mondeling in de voorbereiding tot en
tijdens de plenaire begrotingsvergaderingen ingediend. Van onze kant
is daarbij steeds zorgvuldig in acht genomen dat voor een goede menings
vorming studietijd noodzakelijk is. In het beleid als geheel en in het
beleid in de sectoren van dit college en de meerderheidsfracties is, op
een enkele uitzondering na, geen van de voorstellen terug te vinden die
door ons bij de behandeling van de begrotingen 1975 en 1976 zijn inge
diend. Hoewel in de begroting uiteraard een groot aantal uitgaven voor
komt, dat onze instemming heeft en waaraan wij in de commissie en
tijdens deze begrotingsbehandeling reeds onze goedkeuring hebben ge
geven, kunnen wij op grond van de onderlinge samenhang van onze
voorstellen en de begroting, alsmede op grond van de constatering dat
onze voorstellen niet worden overgenomen, niet met de begroting ak
koord gaan. De federatie van fracties zal in 1976 onverkort haar activi
teiten voortzetten om de door onze kiezers opgedragen taak op grond
van het verkiezingsprogramma uit te voeren. Door ae belangrijke ver
schillen in opvattingen over het beleid in 1976 zou het voor ons onwaar
achtig zijn het college straks met dit beleid te feliciteren. Dit doet
echter niets af aan de menselijke verhoudingen ten opzichte van de
individuele leden van het college en van de overige raadsfracties. De
fracties van Partij van de Arbeid en P. P. R. wensen te worden geacht
te hebben tegengestemd.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeenkomstig
de voorstellen van burgemeester en wethouder besloten, onder aan
tekening dat de heren Dreef, Martens, Hendriksen, Oomen, Welschen
Beckers, Van Male en Brummelkamp, Mevrouw Stutterheirh-Edeling,
de heer Crul, mevrouw Paulussen, de heren Kaarsemaker, Jongeneel
en Houben geacht willen worden te hebben tegengestemd.
De VOORZITTER: De behandeling van de begroting voor 1976
is daarmee afgesloten. Ik geef het woord aan de nestor van de raad,
die naar ik heb begrepen nog een enkel woord wil zeggen.
De heer VAN DUIJL: Ik vind het moeilijk als nestor van deze
raad aan het einde van de begrotingsdebatten nog iets tegen u allen
te zeggen. Er is al *o veel gezegd en wij hebben elkaar wat dat be
treft niet gespaard. Er is gedebatteerd op het scherp van de snede, hoe
wel dat toch is gebeurd op een correcte wijze, waarbij de sfeer, die
in het begin wat gespannen was, in de loop van de debatten prettiger
werd. Aan het eind van de driedaagse marathon kan worden vastge
steld dat allen die een bijdrage tot de debatten hebben geleverd blijk
hebben gegeven van een grote betrokkenheid bij het gebeuren in onze
stad.
In onze stad zijn in het afgelopen jaar vele dingen tot stand
ebracht en vele dingen aan snee gekomen. Als wij dit alles overzien,
unnen wij vaststellen dat ons in het komende jaar een gigantische
taak wacht, die veel van ieder van ons zal vergen. Het lijkt er soms
wel op dat in Breda alles overhoop wordt gehaald en alles in de diverse
"winkeltjes" dooreen wordt geschud.