117 17 FEBRUARI 1975 niet misstaat op het moment waarop hij vraagt adhesie te betuigen aan beleidsuitgangspunten voor een specifiek bestemmingsplan zelf te komen met suggesties» Die suggesties zijn vatbaar voor discussie en dat is hier gebeurd» Op het moment waarop de suggesties van het col lege werkelijk diametraal tegenover de mening van de raad staan heeft de raad er recht op zijn bezwaren hard te maken. De raad kan dan aan geven op welke punten de ideeën van het college in strijd zijn met gijn uitgangspunten» Ik meen ook niet dat ik de heer Houben heb gezegd dat al zijn punten voor het college volstrekt onaanvaardbaar zijn, want ik heb ge zegd dat ik op een aantal punten de heer Houben volstrekt gelijk kan geven, maar op een aantal punten duidelijk niet. De heer Crul doet driftig aan geschiedvervalsing als hij zegt dat ik namens het college de belangen van de beleggers op tafel leg. Dat is niet waar, want ik heb de visie van het college op tafel gelegd en in die visie is plaats voor een afweging van de belangen van rechtsze kerheid van particulieren» Het gaat om het afwegen van belangen van groepen burgers, zoals beleggers en andere particulieren en het alge meen belang. Ik moet u zeggen dat wij de gegeven situatie bij het plan-Koegenboeg niet willen handhaven. Ik heb in eerste instantie al gezegd dat in de benadering ook daar wijzigingen zijn gekomen. Bij de heer Houben leven nog enige misverstanden die ik namens het college zal pogen te belichten. Hij zegt dat in het verhaal van het college passiviteit doorklinkt. Ik kijk daar bepaald anders tegenaan, want ik vind dat duidelijk niet waar. Noch de beleggers, noch de raad, maar dit college en de dienst van openbare werken en met name de stedebouwkundige afdeling hebben het initiatief genomen zonder enige druk van buitenaf tot wijziging van het oude bestemmingsplan. Ik heb in eerste instantie ook geprobeerd duidelijk te maken dat de ontwikke laars daar niet blij mee waren. Zij waren vanuit de oude opzet bezig met het maken van tekeningen, berekeningen en dergelijke. Wij heb ben het initiatief genomen om het bestemmingsplan 1970 los te laten ten faveure van plan B dat de raad vanavond is voorgelegd. De heer Houben doet het voorkomen alsof de grondprijs van 250, -- tot 300, -- een keihard gegeven is en dat is een tweede misverstand. Dat is ook niet het geval, maar het gaat mij te ver als het college bij voorbaat al wordt opgezadeld met punt 3 van het amen dement, waarin staat dat het gaat om een dusdanige exploitatie van het gebied waardoor goedkope woningbouw mogelijk is. Ik kan mij daar niet op vastleggen, maar uit de mededeling» De heer CRUL: Als de heer Van Dun het derde punt van het amen dement vanuit zijn visie niet kan aanvaarden dan etaleert hij daarmee een visie op de maatschappij. Ik weet niet of hij zich dat realiseert. De essentie van het derde punt is nu juist dat naar onze mening in dit plan deze soort woningbouw moet kunnen plaatsvinden en dat wij daar wegen voor moeten zoeken. Wethouder VAN DUN; De heer Crul insinueert nu eigenlijk ten derde male dat mijn maatschappijvisie samenhangt met punten en kom ma's in mijn betoog. Hij heeft het bij het verkeerde einde. Als hij mij laat uitspreken kan hij de maatschappijvisie wellicht nogmaals kritisch toetsen. Ik wil alleen maar zeggen dat op het moment waarop het college contact opneemt met woningbouwverenigingen om te be zien of er sociale woningbouw kan worden gerealiseerd, wij een ge sprek beginnen waarin wij kosten en baten tegen elkaar afwegen op

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 117