1190 18 DECEMBER 1975 Betreffende een vandaag door de raadsleden ontvangen afschrift van een brief aan het college van burgemeester en wethouders van Breda die afkomstig is van de rijksplanologische dienst en gedateerd is op 20 augustus het volgende: deze brief is een begeleidend schrijven bij een rapport over de woning behoefte van de regio Breda. De brief van de directeur-generaal eindigt met de opmerking dat de sociografische dienst van de gemeente het rapport niet mede voor zijn verantwoording heeft willen nemen. Wij zouden willen vragen wat de achtergronden van dit standpunt van de sociografische dienst zijn. ANTWOORD: Ter beantwoording van de gestelde vraag zij kortheidshalve verwezen naar de voor U ter inzage gelegde brief d. d. 22 augustus 1975 nr. St/ 0/54860, gericht aan de minister van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening. Te Uwer informatie diene nog, dat op vorengenoemde brief geen reactie van de zijde van genoemde minister is ontvangen. VRAAG (gesteld in raadsvergadering d. d. 13 november 1975). Mevr. Stutterheim-Edeling en Hr. Eissens: Ik ben mij ervan bewust dat ik namens een zeer kleine minderheid spreek -- maar toch niet geheel d titre personnel --, als ik u dringend vraag voor de marathonzitting van de komende week de instelling van een gedeeltelijk of misschien wel volledig verbod van het roken in de vergadering te overwegen. Zelf heb ik bijzonder veel last van het ro ken in de vergaderingen en het is mij bekend dat er meer raadsleden zijn die zelf niet roken en er last van ondervinden. Ik zou u dringend in overweging willen geven in ieder geval bij de algemene beschouwingen het roken totaal te verbieden en overigens een regeling te treffen waar door het ook voor de niet-rokers mogelijk blijft de vergadering geheel uit te zitten zonder zich daar ziek en akelig bij te gaan voelen. de heer Eissens: Als roker wil ik mevrouw Stutterheim enigszins tegemoet komen. Men zou misschien om degenen die roken dat wat minder te laten doen, er iets tegenover kunnen stellen door ti jdens de marathonzitting af en toe iets hartigs aan te bieden. Ik moet namelijk van tijd tot tija naar de bakker aan de overkant en op deze wijze zou een kleine compensatie kunnen worden geboden. Toezegging door de voorzitter: wij zullen er ernstig aan denken. ANTWOORD: v. k. a. VRAAG(gesteld ingevolge art. 40,2e lid R. v, O. d. d. 16 september 1975).

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1190