18 DECEMBER 1975
1199
over de klachtencommissie in algemene zin, waarvan de commissie
voor de bezwaarschriften een afgeleide zou kunnen zijn of waartoe
laatstgenoemde commissie zich minstens zou moeten verhouden.
Daarnaast heeft de heer Beckers betoogd dat onderwerpen als
het onderhavige op de agenda verloren gaan en te weinig aandacht
krijgen. Ik ben het niet geheel met hem eens, want juist het ter tafel
liggende voorstel is terwille van een grondige bestudering en een ruime
discussie in de commissie ruimtelijke ordening twee maal aan de orde
geweest. Ik geloof dat wij dan ook niet kunnen zeggen dat het aan onze
aandacht is ontsnapt.
De heer Beckers heeft geze gd dat er een adder onder het gras
schuilt en de vraag gesteld of er een relatie met "Novotel" is. Ik meen
dat er in dezen geen adder onder het gras schuilt, aangezien in deze
gemeenteraad een ieder op de hoogte is van het plan-buitengebied, dat
ae raad heeft goedgekeurd maar dat nog geen rechtskracht heeft omdat
het alsnog door gedeputeerde staten zal moeten worden bekrachtigd:
ik heb mij laten vertellen dat de daarmee samenhangende procedure
vrij omvangrijk zal zijn. Het is niet juist dat het onderhavige stuk
grond een horeca-functie heeft, maar een gedeelte van de grond heeft
wel een dergelijke functie en het is duidelijk dat is ook in de com
missie gezegd -- dat dit een relatie heeft met de mogelijke stichting
van een hotel bij Mirabel, dus met"Novotel". Ik wil ait zonder meer
toegeven.
Het onderwerp waarover Wj vanavond moeten beslissen staat
daar mijns inziens evenwel los van. Dit brengt mij op de vragen van
de heer Ten Wolde. De centrale vraag is of hier een vestiging in het
buitengebied in het geding is die zich verdraagt met her vigerend
bestemmingsplan en met ae gedragslijn van het college van burgemeester
en wethouders en van de raad. In ait verband wil ik de volgende op
merkingen maken.
Ten eerste is bij de stukken een brief van de heer Mulders zelf
overgelegd, waarin staat: "Ik ben eigenaar van een perceel van circa
36 are waarop mijn afgebrande boerderij staat. Mijn verzoek aan u is
om op dit perceel grond een bungalow te kunnen bouwen. Daarmee
zijn wij al tot de essentie van de zaak doorgedrongen: hier is duidelijk
geen agrarische bebouwing aan de orde, aangezien de heer Mulders
zelf te kennen heeft gegeven dat hij een bungalow wil bouwen.
In de tweede plaats zijn wij van mening -- dit blijkt uit de
passage waartegen de heer Ten Wolde namens zijn fractie bezwaar
heeft gemaakt -- dat het, zelfs als de bungalow agrarisch karakter
zou hebben, volkomen onmogelijk is op 36 are een rendabel agrarisch
bedrijf uit te oefenen. De heer Ten Wolde heeft betoogd dat het col
lege in dezen niet tot toetsing zou mogen overgaan, maar ik betwijfel
of dit juist is. Als de vraag wordt gesteld of iemand ik spreek niet
over goede of kwade trouw in staat is op 36 are een rendabel agra
risch bedrijf uit te oefenen, komen wij tot de conclusie dat dit niet
mogelijk is, zodat er geen redelijke verhouding aanwezig is met de
bestemming die op het ogenblik op het perceel rust. Anders gezegd:
de zaak was voor het college zó duidelijk dat wij geen advies aan de
commissie uit het landbouwschap hebben gevraagd, maar als wij dat