18 DECEMBER 1975
1203
heeft dus voor bijzondere objecten een hoger percentage dan voor
andere objecten.
De VOORZITTER: In dergelijke gevallen is het mogelijk dat
het marktrentepercentage moet worden gehanteerd, welk percentage
anders uitvalt dan het percentage van de leningsdienst. Als u met be
trekking tot deze gevallen een concreet antwoord wilt, kan ik dit na
gaan. Ik ben bereid u dan een antwoord te doen toekomen.
De heer TEN WOLDE: Akkoord.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna achtereenvolgens
de voorstellen van burgemeester en wethouderd, genoemd onder ae
nrs. 10 en 11, besloten.
12. bijlage nr. 395.
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET
BESCHIKBAARSTELLEN VAN EEN KREDIET VAN 10. 000, --
TEN BEHOEVE VAN HERSTELWERKZAAMHEDEN AAN DE
MOLEN "HET FORTUIN". (vD)
De heer TEN WOLDE: In mijn fractie is de vraag gerezen
waarom pas op dit ogenblik is geconstateerd dat er hoogstnoodzakelijke
voorzieningen aan dit bouwwerk moeten worden getroffen en waarom
men niet in staat is geweest er bij het beleid rekening mee te houden
dat in een vroegtijdiger stadium zou moeten worden beoordeeld of
bouwwerken nog mogelijkheden voor de toekomst bieden. Hoe denken
b. en w. dit probleem ten aanzien van andere objecten in onze stad
te benaderen
Wethouder VAN DUN: De heer Ten Wolde heeft naar ik meen
een gemeen vraagje gesteld, namelijk hoe wij ten aanzien van een
andere soortgelijke objecten in de binnenstad een dergelijke gang van
zaken denken te voorkomen.
In de eerste plaats ben ik van mening dat het niet juist is dat
wij pas op dit ogenblik tot de ontdekking komen dat er werkzaamheden
aan deze molen moeten worden uitgevoerd. Met deze kwestie houdt
het college zich al jarenlang bezig. Mijn college Sandberg heeft in
nauw overleg met de dienst voor monumentenzorg de vraag gesteld of
het rijk erin geihteresseerd is dit object op de monumentenlijst te
plaatsen. De uitspraak van de dienst monumentenzorg heeft lang op
zich laten wachten, maar uiteindelijk is zwart-op-wit de keiharde uit
spraak gedaan dat men het bouwwerk niet op de lijst van monumenten
zal plaatsen. In een dergelijke situatie zijn er twee mogelijkheden:
men kan tot sloop, overgaan of men kan maatregelen treffen. Toen het
college, nadat voornoemde uitspraak was gedaan, daartussen moest
kiezen, meende het dat sloop van deze molen op dit punt van Breda
onvertoonbaar zou zijn. Voorts wijs ik erop dat uit het aan de raad
aangeboden concept-preadvies inzake de binnenstad blijkt dat de be
slissing over de situatie van het Van Coothplein en omgeving op ter
mijn wordt gesteld. Welnu, wanneer wij niet tot sloop willen overgaan