17 FEBRUARI 1975
120
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt hierna in
stemming gebracht en met 23 stemmen voor en 14 stemmen tegen aan
genomen,,
VOOR stemmen; de heren Geene, Van Dun, Gielen, Ten Wolde,
De Raaff, Van den Wijngaard en Lambregts, mevrouw Van Rooij, de
heren Sandberg, Visser, Goos, Van Duijl, Eissens, Van Dongen, Broe
ders, Taks, Suurmeijer, Koertshuis, Van Banning, Van Graafeiland,
Veelenturf en Kramer en mevrouw jager.
TEGEN stemmen; de heren Dreef, Van Male, Beckers, Brummel-
kamp, Martens en Crul, mevrouw Stutterheim, de heren Welschen,
Jongeneel, Kaarsemaker, Oomen en Hendriksen, mevrouw Paulussen
en de heer Houben.
De brief van het Comité; "Behoud Binnenstad" wordt ter afdoe
ning in handen van burgemeester en wethouders gesteld.
De VOORZITTER; Ik schors de vergadering.
SCHORSING.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering.
33. bijlage nr. 68
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET
OVERDRAGEN VAN DE RIOOLWATERZUIVERINGSINSTALLATIE
C.A. IN BEHEER, ONDERHOUD EN EXPLOITATIE AAN HET WA
TERSCHAP WEST-BRABANT.
De heer VAN BANNING: Wij hebben vanavond twee onderwerpen
te behandelen waarvan men zou kunnen veronderstellen dat zij de be
volking van Breda bijzonder zouden kunnen interesseren zodat wij een
volle tribune zouden kunnen zien. Het probleem Leuvenaarstraat-Mid
dellaan en ook de miljoenenzaak van de rioolwaterzuiveringsinstallatie
zouden de belangstelling kunnen trekken. Het blijkt niet het geval te
zijn. Er wordt gesproken over meepraten en over grote problemen,
maar ik geloof toch dat de leden van de raad bij zichzelf te rade moe
ten gaan over de vraag of besluiten in het verleden en de hele proces
gang daar rondomheen goed zijn geweest. De raad zou eens moeten
nagaan of hij het goed heeft gedaan en of hij niet op bepaalde beslui
ten zou moeten terugkomen. Ik heb dat in de kwestie van de rioolwa
terzuiveringsinstallatie wel gedaan, ik ben nog eens in de geschiedenis
gedoken vanuit de gedachte dat besturen beslissen met zich meebrengt.
Ik heb mij afgevraagd of de beslissingen uit het verleden ook ten op
zichte van de onmiddellijk belanghebbenden, de inwoners van Breda
en een wat ruime omgeving juist zijn geweest. Ik moet u zeggen dat
ik tot de ontdekking ben gekomen dat de kwestie van de rioolwaterzui
veringsinstallatie al sinds 1955 loopt. In die tijd waren de singels zwart
van het vuil, terwijl de Crauwelaertshaven een formidabele stank ver
spreidde.
Ik moet u zeggen dat ik het ook achteraf van het bestuur van
deze stad een wijs beleid heb gevonden dat het toen met de nodige
voortvarendheid gezien de beslissingssnelheid elders in provinciaal en
rijksverband, heeft besloten tot afvoer van het vuile water in de rich-